De Open Stad

Steden worden te veel vormgegeven volgens een gesloten systeem: uniform, gecontroleerd en lineair. In plaats van een 'gesloten stad' hebben we juist een 'open stad' nodig waar ruimte is voor complexiteit, diversiteit en experimenten. Dat is de hoofdboodschap van stadssocioloog Richard Sennett in zijn boek Building and Dwelling: Ethics for the City dat ook in het Nederlands verscheen onder de titel Stadsleven; een visie op de metropool van de toekomst. Een samenvatting van een inspirerend boek.

In dit boek behandelt hij de spanning, interactie en overlap tussen de geplande en de geleefde stad. Tussen de manier waarop een stad wordt bedacht en gemaakt door professionals en de manier waarop een stad wordt beleefd, ervaren en ingevuld door haar gebruikers. Het gaat over de zoektocht naar het vinden van een juiste balans tussen de idealen en vergezichten van beleidsmakers en de realiteit van alledag. Sennett gebruikt hiervoor de woorden ‘gesloten’ en ‘open’ en houdt een pleidooi voor een nieuw stedelijk systeem met meer interactie tussen fysieke plekken (ville in het Frans) en het stadsleven (cité). In zijn optiek (p. 287) wordt deze relatie verstoord als steden te veel worden gevormd aan de hand van gesloten systemen: "In a closed system, when something goes wrong in one element, the whole system may stop or collapse [...] An open city is more reparable [...], its power relations are more interactive than directive, it is thus capable of adapting and retooling when things go wrong or come to the end of their useful life".

De Closed City is vooral een resultante van het modernisme waarbij de van bovenaf geplande stad aan de hand van rekenmethodieken in blauwdruk van de tekentafel kwam. Naast ‘licht, lucht en ruimte’ zorgde dit denken ook voor functiescheiding, herhaling en een sterke ruimteclaim voor auto’s. In combinatie met de drang van beleidsmakers naar ‘rust, orde en regelmaat’ en de jarenlange inzet op economische groei en winstmaximalisatie zijn de gevolgen volgens de auteur (p.11) nog dagelijks zichtbaar: “Large finance and construction firms are standardizing the 'ville'; as a plane lands you may not be able to tell Beijing apart from New York.”

Stedenbouw en ruimtelijke ordening in een Open City stimuleert en omarmt het dynamische karakter van een stad. Door bij planvorming de lokale context mee te nemen, te experimenteren en flexibel te zijn. In een open systeem bestaat namelijk geen definitieve bestemming. Het evoluerende proces heeft alleen een bepaalde richting. In tegenstelling tot de functionele stad gaat de open stad over drukbezochte straten en pleinen in dichtbebouwde steden met informele ontmoetingen die tot innovatie kunnen leiden.

Sennett geeft daarbij duidelijk aan dat dit planningssysteem meer moet zijn dan slechts het romantiseren van spontane ontwikkelingen van onderop (klein, langzaam, lokaal), zoals Jane Jacobs nog wel eens wordt verweten. Ook de huidige vraagstukken, zoals verstedelijking, verdichting en verduurzaming (groot, snel, stedelijk) moeten worden meegerekend. Zijn pleidooi is dus geen vrijbrief om als professionals op de lauweren te gaan rusten. De gebouwde omgeving moet wel vorm worden gegeven, maar dan op een manier zodat het gat tussen de (commerciële) kernwaarden van de vormgever, grond- of gebouweigenaar en de (maatschappelijke) kernwaarden van de samenleving wordt gedicht.


Hoewel er geen één model bestaat voor een Open City, noemt Sennett wel een aantal belangrijke ingrediënten. Ik bespreek hier drie. Ten eerste is het van belang dat wordt gewerkt met zachte (borders) in plaats van harde (boundaries) grenzen. In de moderne stad is veelal sprake van de laatste soort. Het stedelijk leven is opgedeeld in gebieden voor werk, recreatie en wonen. Menselijke interactie vermindert doordat vooral ruimte wordt geven aan gemotoriseerd verkeer. De gated community is daarbij de meest extreme en bekendste scheidingsvorm. Sennett houdt in navolging van onder andere architect Jan Gehl een pleidooi voor het terugkeren van de menselijke maat in stedenbouw en architectuur door meer aandacht te besteden aan de wensen van de voetganger, aan functiemenging en aan zachte overgangen tussen gebouw (privé) en straat (publiek).

Ten tweede vraagt hij om meer flexibele gebouwen. Deze zouden zo moeten worden ontworpen dat ze zich in de loop der tijd kunnen aanpassen aan nieuwe wensen en behoeften. Ontwerpen die open staan voor aanpassingen, zoals bijvoorbeeld de oude pakhuizen die nu vaak zijn omgevormd tot woningen of bedrijfsruimten. Deze staan haaks op veel moderne gebouwen die een complexe infrastructuur kennen van buizen en kanalen voor elektriciteit, licht, sanitair en verwarming. Een leidingenstelsel dat de aanpassing aan nieuwe wensen in de toekomst bemoeilijkt. In de woorden van Sennett (p.14): "Time reverses the mantra that form should follow function; instead, function follows form - and often follows slowly."

Die flexibiliteit kan ook op een hoger schaalniveau worden ingebouwd. Een rigide planner heeft oogkleppen op en wil vanaf het begin de eindresultaten overzien. De ruimdenkende en flexibele planner omarmt juist de onvoorspelbaarheid en dynamiek van de stad. En anticipeert met kleinschalige ingrepen op die niet-lineaire ontwikkelingen. Door ruimte te geven aan initiatieven en projecten zodat ze zelf een vorm kunnen aannemen en verder kunnen groeien naar gelang de (on)mogelijkheden van tijd en plaats. "Seed planning", zoals Sennett (p.236) dat noemt.


Samenvattend vraagt Sennett voor een meer vraaggerichte benadering met meer aandacht voor historisch gebruik, de identiteit van een plek en voor de menselijke schaal. Werkend aan een betere balans tussen verandering en stabiliteit, tussen routine en ontdekking, tussen orde en chaos en tussen stenen en mensen. Om zo te komen tot een gebouwde omgeving die bestaat uit een collage van verschillende gebouwen, mensen en activiteiten: “The role of the planner and architect would be both to encourage complexity and to create an interactive, synergetic 'ville' greater than the sum of its parts, within which pockets of order would orient people. Ethically, an open city would [...] free people from the straitjacket of the fixed and familiar, creating a terrain in which they could experiment and expand their experience”, aldus de auteur (p.9).

Dit alles is geen nieuw geluid. Niet van deze en ook niet van andere auteurs. Zo heeft zijn pleidooi bijvoorbeeld veel weg van wat wij hier in Nederland ‘organische gebiedsontwikkeling’, ‘spontane stedenbouw’ en ‘ontwerpend onderzoek’ noemen. Niettemin is het een inspirerend boek waarin het geheel nog eens goed uit de doeken wordt gedaan. Op sommige punten is het wat moeilijk te volgen, maar door de belangrijke boodschap en de nuttige theoretische achtergronden, historische beschrijvingen en vele anekdotes is het boek een aanrader voor iedere architect, planoloog, politicus, stadsmaker, stedenbouwer en student.



Deze recensie is ook verschenen in het vaktijdschrift Rooilijn. Eerder schreef ik op mijn blog een uitgebreidere Engelse recensie van dit boek. Die Richard Sennett op zijn eigen website plaatste en omschreef als "This is a really good summary!"

Photo 1: Nehru Place (Dehli), a down-market version of Silicon Valley. Photograph: Richard Sennett

Reacties