De stad staat voor een groot aantal opgaven op het gebied van onder andere het wonen, onderwijs, integratie, armoede, duurzaamheid en veiligheid. Inhoudelijk gezien zijn dit geen nieuwe thema's, maar wel anders is de vraag wie deze stedelijke vraagstukken gaat oppakken. Gebeurt dat op dezelfde manier als de afgelopen zestig jaar waarbij de traditionele partijen, zoals gemeenten, corporaties, ontwikkelaars en welzijnsinstellingen het voortouw nemen? Zeg maar de ‘geplande stad’ die van bovenaf en met behulp van vooral statistieken en wensbeelden de ruimte en de samenleving probeert te ordenen en vorm te geven? Of ontstaat er een nieuw stedelijk speelveld waarin deze wensbeelden van beleidsmakers meer wordt verweven met de ‘geleefde stad’? Zodat de behoeften, ervaringen en inzet van bewoners en gebruikers meer centraal staan.
Wie geeft de stad vorm?
Dat deze vraag over het 'wie' meer centraal staat, heeft te maken met zowel een aantal ontwikkelingen binnen de geleefde stad (individualisering, ondernemerschap, netwerksamenleving, nieuwe vormen van bewonersparticipatie) als de geplande stad (bureaucratisering, verzakelijking, bezuinigingen). Door deze ontwikkelingen is er een nieuw stedelijk speelveld aan het ontstaan met nieuwe spelers en andere rolverdelingen, regels en samenwerkingsvormen. Om deze ontwikkelingen meer inzichtelijk te maken, wordt vaak gebruik gemaakt van de driehoek overheid - markt - burger. Drie 'partijen' of perspectieven met elk hun eigen kenmerken, visie, sterktes en zwaktes (Brandsen, Van de Donk & Putters, 2005; Van der Steen e.a., 2014; Kruiter & Van der Zwaard, 2014):
Overheid
De overheid (rijk, provincie, gemeente) staat bekend om zijn wetten, regels, procedures, toeslagen, uitkeringen, voorzieningen en gelijkheidsprincipes.
De belangrijkste waarde van de overheid is dat zij er via de politiek voor zorgt dat de verdeelde individuele belangen die in de samenleving heersen worden omgevormd tot een min of meer gedeeld publiek belang. De overheid bepaalt (en bewaakt) als democratisch gekozen orgaan de rechten en plichten van individuele burgers en de inrichting van publieke voorzieningen in onder andere de zorg, het welzijn en het onderwijs. Met kaders die voor iedereen hetzelfde zijn, zodat niemand wordt uitgesloten en iedereen gelijk wordt behandeld (legitimiteit). Burgers worden zo beschermd tegen willekeur. Beslissingen worden genomen na afweging van een veelheid aan belangen en meningen. De overheid zorgt daarmee, meer dan de markt of de burgers, voor het garanderen van vrijheid en gelijkheid, het voorkomen van uitsluiting en meerderheidsbesluiten.
Markt
De markt (of economie) staat bekend om zijn ondernemerschap, (ruil)handel, onderlinge concurrentie, efficiency, groeidenken, innovatie, schaalvoordelen en commerciële belangen.
De markt is vanuit haar economisch belang op zoek naar efficiënt en doelmatig werken. Door goedkope en werkzame oplossingen aan te bieden voor problemen en behoeftes van overheid of burger.
Burgermaatschappij
De burgermaatschappij bestaat uit verschillende gemeenschappen (gezin, familie, sportvereniging, kerk, buurt, WhatsApp-groepje) waar mensen hun individuele en collectieve identiteit aan ontlenen. Het gaat hier om sociale groepen in allerlei grootte en vormen die - op basis van gelijke interesses, belangen, waarden, loyaliteit naar elkaar en aan de hand van sociale interacties - vorm geven aan hun leven (en hun buurt, stichting, kerk, etc.). Wat hen tegelijkertijd een bepaalde identiteit verschaft.
Figuur 1 De verhoudingen tussen overheid, markt, maatschappelijk middenveld en burgermaatschappij
Bronnen: Brandsen, Van de Donk & Putters, 2005; Kruiter & Van der Zwaard, 2014 (aangepast door auteur)
Maatschappelijk middenveld
Een dergelijke driedeling mist echter een belangrijke vierde soort partij: het maatschappelijk middenveld dat zich precies tussen de drie andere entiteiten in bevindt (Brandsen, Van de Donk & Putters, 2005; Boonstra & Van Twist, 2013). Denk dan aan maatschappelijke ondernemingen zoals woningcorporaties, zorginstellingen en onderwijsorganisaties. Vaak ontstaan vanuit een burgerinitiatief en nu uitgegroeid tot semi-publieke ondernemingen zonder winstoogmerk en met een taak in het publieke domein. Ze zijn dus gericht op maatschappelijk rendement: eventuele winsten worden niet uitgekeerd maar blijven ten dienste van het maatschappelijk doel. Daarnaast functioneren ze op afstand van de overheid, maar staan ze wel vaak onder invloed van de overheid (vanwege landelijk beleid, wet- en regelgeving, subsidieverstrekking, inspecties, etc.). Daarmee zijn deze hybride organisaties gepositioneerd tussen een aantal spanningsvelden (figuur 1): formeel versus informeel, profit versus non-profit en publiek versus privaat. Waarbij dit - zoals het hele model - geen harde scheidslijnen zijn, maar eerder geleidelijke schalen van overgang.
Afhankelijkheidsrelaties
De theorie is dat geen van de vier partijen het primaat hebben. Ze zijn juist wederzijds van elkaar afhankelijk. Dominantie van de een leidt tot scheve verhoudingen. Een te grote invloed van de overheid zorgt bijvoorbeeld voor teveel aanbodsturing, uniforme oplossingen en bureaucratie. Het vergroot de kloof tussen burger en politiek en mist de voordelen van goed ondernemerschap. Bij te veel markt zal saamhorigheid en solidariteit plaatsmaken voor concurrentie en het individuele en commerciële belang (armen worden armer en rijken worden rijker). En als de burgermaatschappij het volledig voor het zeggen zal hebben, bestaat er kans op groepjesvorming, uitsluiting en anarchie. De opgave is dus om ze op een goede manier met elkaar te verweven.
Figuur 2 Positie organisaties binnen de driehoek
Bronnen: Brandsen, Van de Donk & Putters, 2005; Boonstra & Van Twist, 2013; Van der Steen e.a., 2013;
Kruiter & Van der Zwaard, 2014 (aanpassingen door auteur)
Positiebepaling
De waarde van de driehoek zit dan ook in het inzicht dat de vier partijen of perspectieven niet los bestaan, ze deels van elkaar afhankelijk zijn en ze altijd in meer of mindere mate met elkaar mengen. En dat afhankelijk van politieke en maatschappelijke ontwikkelingen de taken, rollen en verantwoordelijkheden tussen deze vier perspectieven verschuiven. Ze zijn continu in beweging. In de praktijk zie je dan ook dat organisaties zich op verschillende momenten op verschillende plekken binnen de driehoek bevinden. Ze verplaatsen zich door de tijd heen (zie de pijlen bij figuur 2). Binnen de overheid werd er bijvoorbeeld eerst veel van de markt verwacht (privatisering, marktwerking), terwijl er nu steeds meer wordt gekeken naar de zelfredzaamheid, verantwoordelijkheden en vaardigheden van burgers. De samenleving is tegelijkertijd in de loop der jaren een stuk ondernemender geworden en verschuift meer richting markt. Zo is het aantal zzp'ers toegenomen van 865.000 in 2010 naar 1.024.000 in 2016. Maar denk ook aan zaken als ‘crowdfunding’ en de online netwerken, waarin gebruikers hun bezittingen en gegevens met elkaar delen (Airbnb, Wimdu, Snappcar, EatWith, Airdnd, Thuisafgehaald). Processen die dus buiten de markt en overheidsinstellingen om gaan.
In de loop der tijd wordt er dus anders gedacht over wie de stad moet vormgeven en wat daarbinnen de rol is van instellingen, marktpartijen en burgers. Die veranderende perspectieven en verschuivende rollen zie je bijvoorbeeld goed terugkomen in de manier waarop we de welzijnssector en de gebiedsontwikkeling organiseren.
Dit artikel komt voort uit de conceptversie van de publicatie 'Op zoek naar nieuwe verhoudingen; over de veranderende relatie tussen de geplande en geleefde stad' dat ik in 2015/2016 schreef voor de Haagse Hogeschool. In deze publicatie beschrijf ik het nieuwe stedelijke speelveld en de zoektocht daarbinnen naar nieuwe rol- en taakverdelingen. Aan de hand van praktijkvoorbeelden geef ik tips en aanbevelingen hoe je de verschillende partijen met hun eigen perspectief meer met elkaar kan verbinden.
Geraadpleegde bronnen
Brandsen, Taco, Wim van de Donk & Kim Putters (2005) Griffins or Chameleons? Hybridity as a Permanent and Inevitable Characteristic of the Third Sector. In: International Journal of Public Administration, 28:9-10, pp. 749–765.
Boonstra, Jaap & Mark van Twist (2013) Betekenis van maatschappelijke organisaties. http://www.jaapboonstra.nl
Helleman, Gerben (2016) Op zoek naar nieuwe verhoudingen; over de relatie tussen de geplande en geleefde stad. Den Haag: Haagse Hogeschool.
Kruiter, Albert Jan & Willemijn van der Zwaard (2014) Dat is onze zaak; over eigenaarschap in het publieke domein. Den Haag: RMO.
Steen, Martijn van der, Mark van Twist, Nancy Chin-A-Fat & Tobias Kwakkelstein (2013) Pop-up publieke waarde; Overheidssturing in de context van maatschappelijke zelforganisatie. NSOB.
Wie geeft de stad vorm?
Dat deze vraag over het 'wie' meer centraal staat, heeft te maken met zowel een aantal ontwikkelingen binnen de geleefde stad (individualisering, ondernemerschap, netwerksamenleving, nieuwe vormen van bewonersparticipatie) als de geplande stad (bureaucratisering, verzakelijking, bezuinigingen). Door deze ontwikkelingen is er een nieuw stedelijk speelveld aan het ontstaan met nieuwe spelers en andere rolverdelingen, regels en samenwerkingsvormen. Om deze ontwikkelingen meer inzichtelijk te maken, wordt vaak gebruik gemaakt van de driehoek overheid - markt - burger. Drie 'partijen' of perspectieven met elk hun eigen kenmerken, visie, sterktes en zwaktes (Brandsen, Van de Donk & Putters, 2005; Van der Steen e.a., 2014; Kruiter & Van der Zwaard, 2014):
Overheid
De overheid (rijk, provincie, gemeente) staat bekend om zijn wetten, regels, procedures, toeslagen, uitkeringen, voorzieningen en gelijkheidsprincipes.
De belangrijkste waarde van de overheid is dat zij er via de politiek voor zorgt dat de verdeelde individuele belangen die in de samenleving heersen worden omgevormd tot een min of meer gedeeld publiek belang. De overheid bepaalt (en bewaakt) als democratisch gekozen orgaan de rechten en plichten van individuele burgers en de inrichting van publieke voorzieningen in onder andere de zorg, het welzijn en het onderwijs. Met kaders die voor iedereen hetzelfde zijn, zodat niemand wordt uitgesloten en iedereen gelijk wordt behandeld (legitimiteit). Burgers worden zo beschermd tegen willekeur. Beslissingen worden genomen na afweging van een veelheid aan belangen en meningen. De overheid zorgt daarmee, meer dan de markt of de burgers, voor het garanderen van vrijheid en gelijkheid, het voorkomen van uitsluiting en meerderheidsbesluiten.
Markt
De markt (of economie) staat bekend om zijn ondernemerschap, (ruil)handel, onderlinge concurrentie, efficiency, groeidenken, innovatie, schaalvoordelen en commerciële belangen.
De markt is vanuit haar economisch belang op zoek naar efficiënt en doelmatig werken. Door goedkope en werkzame oplossingen aan te bieden voor problemen en behoeftes van overheid of burger.
Burgermaatschappij
De burgermaatschappij bestaat uit verschillende gemeenschappen (gezin, familie, sportvereniging, kerk, buurt, WhatsApp-groepje) waar mensen hun individuele en collectieve identiteit aan ontlenen. Het gaat hier om sociale groepen in allerlei grootte en vormen die - op basis van gelijke interesses, belangen, waarden, loyaliteit naar elkaar en aan de hand van sociale interacties - vorm geven aan hun leven (en hun buurt, stichting, kerk, etc.). Wat hen tegelijkertijd een bepaalde identiteit verschaft.
Figuur 1 De verhoudingen tussen overheid, markt, maatschappelijk middenveld en burgermaatschappij
Bronnen: Brandsen, Van de Donk & Putters, 2005; Kruiter & Van der Zwaard, 2014 (aangepast door auteur)
Maatschappelijk middenveld
Een dergelijke driedeling mist echter een belangrijke vierde soort partij: het maatschappelijk middenveld dat zich precies tussen de drie andere entiteiten in bevindt (Brandsen, Van de Donk & Putters, 2005; Boonstra & Van Twist, 2013). Denk dan aan maatschappelijke ondernemingen zoals woningcorporaties, zorginstellingen en onderwijsorganisaties. Vaak ontstaan vanuit een burgerinitiatief en nu uitgegroeid tot semi-publieke ondernemingen zonder winstoogmerk en met een taak in het publieke domein. Ze zijn dus gericht op maatschappelijk rendement: eventuele winsten worden niet uitgekeerd maar blijven ten dienste van het maatschappelijk doel. Daarnaast functioneren ze op afstand van de overheid, maar staan ze wel vaak onder invloed van de overheid (vanwege landelijk beleid, wet- en regelgeving, subsidieverstrekking, inspecties, etc.). Daarmee zijn deze hybride organisaties gepositioneerd tussen een aantal spanningsvelden (figuur 1): formeel versus informeel, profit versus non-profit en publiek versus privaat. Waarbij dit - zoals het hele model - geen harde scheidslijnen zijn, maar eerder geleidelijke schalen van overgang.
Afhankelijkheidsrelaties
De theorie is dat geen van de vier partijen het primaat hebben. Ze zijn juist wederzijds van elkaar afhankelijk. Dominantie van de een leidt tot scheve verhoudingen. Een te grote invloed van de overheid zorgt bijvoorbeeld voor teveel aanbodsturing, uniforme oplossingen en bureaucratie. Het vergroot de kloof tussen burger en politiek en mist de voordelen van goed ondernemerschap. Bij te veel markt zal saamhorigheid en solidariteit plaatsmaken voor concurrentie en het individuele en commerciële belang (armen worden armer en rijken worden rijker). En als de burgermaatschappij het volledig voor het zeggen zal hebben, bestaat er kans op groepjesvorming, uitsluiting en anarchie. De opgave is dus om ze op een goede manier met elkaar te verweven.
Figuur 2 Positie organisaties binnen de driehoek
Bronnen: Brandsen, Van de Donk & Putters, 2005; Boonstra & Van Twist, 2013; Van der Steen e.a., 2013;
Kruiter & Van der Zwaard, 2014 (aanpassingen door auteur)
Positiebepaling
De waarde van de driehoek zit dan ook in het inzicht dat de vier partijen of perspectieven niet los bestaan, ze deels van elkaar afhankelijk zijn en ze altijd in meer of mindere mate met elkaar mengen. En dat afhankelijk van politieke en maatschappelijke ontwikkelingen de taken, rollen en verantwoordelijkheden tussen deze vier perspectieven verschuiven. Ze zijn continu in beweging. In de praktijk zie je dan ook dat organisaties zich op verschillende momenten op verschillende plekken binnen de driehoek bevinden. Ze verplaatsen zich door de tijd heen (zie de pijlen bij figuur 2). Binnen de overheid werd er bijvoorbeeld eerst veel van de markt verwacht (privatisering, marktwerking), terwijl er nu steeds meer wordt gekeken naar de zelfredzaamheid, verantwoordelijkheden en vaardigheden van burgers. De samenleving is tegelijkertijd in de loop der jaren een stuk ondernemender geworden en verschuift meer richting markt. Zo is het aantal zzp'ers toegenomen van 865.000 in 2010 naar 1.024.000 in 2016. Maar denk ook aan zaken als ‘crowdfunding’ en de online netwerken, waarin gebruikers hun bezittingen en gegevens met elkaar delen (Airbnb, Wimdu, Snappcar, EatWith, Airdnd, Thuisafgehaald). Processen die dus buiten de markt en overheidsinstellingen om gaan.
In de loop der tijd wordt er dus anders gedacht over wie de stad moet vormgeven en wat daarbinnen de rol is van instellingen, marktpartijen en burgers. Die veranderende perspectieven en verschuivende rollen zie je bijvoorbeeld goed terugkomen in de manier waarop we de welzijnssector en de gebiedsontwikkeling organiseren.
Dit artikel komt voort uit de conceptversie van de publicatie 'Op zoek naar nieuwe verhoudingen; over de veranderende relatie tussen de geplande en geleefde stad' dat ik in 2015/2016 schreef voor de Haagse Hogeschool. In deze publicatie beschrijf ik het nieuwe stedelijke speelveld en de zoektocht daarbinnen naar nieuwe rol- en taakverdelingen. Aan de hand van praktijkvoorbeelden geef ik tips en aanbevelingen hoe je de verschillende partijen met hun eigen perspectief meer met elkaar kan verbinden.
Geraadpleegde bronnen
Brandsen, Taco, Wim van de Donk & Kim Putters (2005) Griffins or Chameleons? Hybridity as a Permanent and Inevitable Characteristic of the Third Sector. In: International Journal of Public Administration, 28:9-10, pp. 749–765.
Boonstra, Jaap & Mark van Twist (2013) Betekenis van maatschappelijke organisaties. http://www.jaapboonstra.nl
Helleman, Gerben (2016) Op zoek naar nieuwe verhoudingen; over de relatie tussen de geplande en geleefde stad. Den Haag: Haagse Hogeschool.
Kruiter, Albert Jan & Willemijn van der Zwaard (2014) Dat is onze zaak; over eigenaarschap in het publieke domein. Den Haag: RMO.
Steen, Martijn van der, Mark van Twist, Nancy Chin-A-Fat & Tobias Kwakkelstein (2013) Pop-up publieke waarde; Overheidssturing in de context van maatschappelijke zelforganisatie. NSOB.
Reacties
Een reactie posten