Buitenspelen en geluidsoverlast


Het buitenspelen staat door diverse factoren onder druk. De laatste paar jaren lijkt daar een extra factor bij te zijn gekomen: omwonenden die klagen over het geluidsniveau dat buiten spelende kinderen veroorzaken. Welke overeenkomsten en verschillen zijn er als je naar de verschillende casussen kijkt? Is er daadwerkelijk sprake van overlast of eerder van ongemak? Wat zijn oplossingsrichtingen en hoe wordt er omgegaan met de belangen van het kind?

Er is in Nederland steeds minder openbare ruimte beschikbaar voor ontmoeting, bewegen, spelen en recreëren. Zeker in onze steden is er sprake van verdichting. Zowel tussen steden als in wijken worden groenstroken opgeofferd voor woningbouw of bedrijfsruimten. Daarnaast wordt de openbare ruimte steeds meer in beslag genomen door afvalbakken, oplaadpalen, gestalde fietsen, deelscooters, terrassen en geparkeerde auto’s. Zo hebben we sinds het jaar 2000 er 2,6 miljoen auto’s bij gekregen op ons kleine landoppervlak (CBS, 2024). 

Hoe minder openbare ruimte, hoe minder speelruimte er is voor kinderen om in de eigen woonbuurt te spelen. En dat is zonde omdat uit onderzoek blijkt dat buitenspelen veel voordelen heeft voor kinderen (Helleman, 2018). Het vrij buitenspelen van kinderen is ten eerste vooral van belang omdat het kinderen veel plezier en ontspanning heeft. Ten tweede is het gezond, omdat kinderen buiten veel actiever zijn dan binnen en ten derde is het ook heel leerzaam omdat je met buitenspelen ook allerlei motorische, cognitieve, ruimtelijke en sociale vaardigheden leert. Vooral die laatste is interessant omdat kinderen op deze manier leren omgaan met diversiteit en andersgezinden. Ze leren over normen en waarden en leren nieuwe mensen kennen met andere achtergronden. Want wat voor volwassenen geldt, geldt ook voor kinderen: onbekend, maakt onbemind en dat wil je juist voorkomen. 

Een voetbalveld aan de rand van de wijk zorgt voor minder geluidsproblemen, maar is die dan ook wel voor alle kinderen bereikbaar?

Belemmerende factoren
Het vrij buitenspelen in de eigen woonbuurt staat zoals gezegd mede onder druk door bovengenoemde verdichting, maar ook door bijvoorbeeld de mogelijkheden binnenshuis (schermpjes!), de standaardisatie van speelplekken, de gecontroleerde en afgeschermde vrijetijdsbesteding (BSO, sportvereniging, hobbyclub, muziekles, koranles) en de beschermde opvoeding van ouders waardoor kinderen minder bewegingsvrijheid hebben (Helleman & DeVisscher, 2022). Langzamerhand kunnen we aan dit rijtje van belemmerende factoren voor het vrij buitenspelen een extra hindernis toevoegen: omwonenden die klagen over het geluidsniveau van buiten spelende kinderen waardoor speelplekken worden aangepast. Dit blijkt ook uit de resultaten van een vragenlijst onder gemeenten door het TV-programma Pointer. Van de in totaal 210 gemeenten die de vragenlijst invulden, pasten 56 gemeenten in de afgelopen vijf jaar tenminste één speelplaats aan vanwege geluidsoverlast door buitenspelende kinderen (27%).

Deze discussie rondom speeltuinen past binnen de strijd die er gaande is rondom de beperkte openbare ruimte waarbij er vele verschillende belangen en wensen zijn: het oplossen van het woningtekort, een parkeerplekje voor de deur, winst op de grond- en bouwexploitatie, pakketjes die op tijd bezorgd moeten worden, voorkomen van hittestress, het tegengaan van obesitas, etc. Allemaal doelen, wensen, belangen en rechten die mensen aan de openbare ruimte koppelen. 

Het brengt alles terug tot de vraag: van wie is de openbare ruimte? Daarbij kennen we vooral de conflicten die er zijn rondom kinderen die gebruik maken van informele speelruimten, zoals de stoep, straat, pleintjes, bosjes en struiken. Denk aan skaters die een openbaar pleintje gebruiken voor hun trucjes, aan jongeren die in een park met elkaar aan het chillen zijn, kinderen die in hun eigen straat voetballen of bijvoorbeeld kinderen die een plantsoentje gebruiken als speelplek. In al deze situaties komen kinderen met regelmaat in aanraking met volwassenen. Het gaat om volwassenen die bijvoorbeeld bang zijn dat de bal tegen hun auto komt of dat de bomen en struiken in het plantsoentje kapot gaan (Helleman, 2021). Kinderen worden daarbij vaak weggestuurd met de opmerking dat ze op ‘hun eigen’ plekken moeten gaan spelen. In hun achtertuin of in de door professionals ingerichte en omheinde sportveldjes, skateparks en speeltuinen (waar dus nu ook discussie ontstaat). Het gevaar van deze compartimentering van de openbare ruimte – ieder zijn eigen stukje – is echter wel dat spelen en bewegen dan geen integraal onderdeel meer is van het stedelijk weefsel maar een bezigheid die vooral plaats moet vinden op afgesloten eilanden (ruimtelijke segregatie). Daarmee wordt - in mijn ogen - onterecht benadrukt dat de overige openbare ruimte (straat, stoep, bosjes, pleintjes) een ruimte is voor volwassenen. Daarnaast wordt op deze manier de tolerantie tegenover de aanwezigheid van kinderen in de openbare ruimte verkleind. Het is deze tolerantie die ook een centrale rol speelt bij de discussie over het geluidsniveau van spelende kinderen in speeltuinen. Dat komt mede doordat volwassenen verschillend naar kinderen kijken. Voordat we naar de casussen gaan, maken we daarom eerst nog een klein uitstapje naar de pedagogiek. 

De afstand van de speeltuin tot aan de woningen is vaak bepalend of er discussies ontstaan over het geluidsniveau

Kindbeelden
De pedagogiek is een wetenschap die onderzoek doet naar de manier waarop volwassenen (ouders, opvoeders, onderwijzers) kinderen grootbrengen en met welk doel zij dit doen. Die doelen en opvoedmanieren verschillen van persoon tot persoon en dus bestaan er ook verschillende manieren waarop je tegen kinderen kan aankijken. Dit worden kindbeelden genoemd. In de discussie over buiten spelende kinderen en hun aanwezigheid in de openbare ruimte zijn er twee – extra zwaar aangezette – kindbeelden van toepassing, beide vernoemd naar een Griekse god. Aan de ene kant is er het dionysische kindbeeld dat vooral een ongetemd kind ziet, een klein ‘duiveltje’ en aan de andere kant is er de apollinische zienswijze die het kind als held ziet, als klein ‘engeltje’ (Holloway & Valentine, 2000; De Visscher, 2008; De Wilde et al., 2023).

Lastpakken
Gesimplificeerd is er aan de ene kant een stroming die van mening is dat het kind trapsgewijs en passief een aantal stappen moet doorlopen voordat het onderdeel kan zijn van de volwassen wereld. Het kind wordt daarbij tegenover dat van de volwassene gezet. Omdat ze nog in ontwikkeling zijn, worden kinderen gezien als kwetsbaar, naïef, onbekwaam, onvolwassen. Kinderen moeten vanuit die optiek nog worden afgesloten van de volwassen wereld, bijvoorbeeld in de besluitvorming.

Dit kindbeeld kijkt dus vooral naar wat kinderen nog niet kunnen. Het zijn personen die nog tot volle wasdom moeten komen. Omdat ze nog in ontwikkeling zijn, worden ze als ‘onaf’ en daarmee als nog niet ‘compleet’ ervaren. Het kind-zijn is iets tijdelijks en daarmee minder relevant. Daarmee worden ze niet alleen afgeschilderd als ‘anders’ dan volwassen, maar ook als ‘minder’. 

Daarnaast worden kinderen binnen dit kindbeeld al sneller getypeerd als chaotisch, onrustig, onbeheerst, onvoorspelbaar en oncontroleerbaar. Kinderen moeten daarom getemd worden. Een goed voorbeeld hiervan is deze ingezonden brief in een krant van een meneer over een discussie rondom het gebruik door kinderen van een plantsoen (uit Helleman, 2021): "Daarnaast leveren kinderen geen echte bijdrage aan de stad, ze leveren vooral overlast op en maken dingen stuk. Dus waarom zouden zij zomaar overal mogen spelen als ze daarmee de rust en het uitzicht van een belastingbetalende gepensioneerde bewoner verpesten?" 

Lievertjes
Aan de andere kant is er een stroming dat juist het unieke van het kind en zijn of haar vaardigheden en talenten omarmt. Die het kind ziet als een actieve actor en leergierige leerling, dat zijn of haar eigen sociale wereld creëert, participeert in de volwassen wereld en daar zelf ook invloed op mag hebben. Zij zien kinderen als onschuldig, puur, beheerst, bekwaam, ordelijk en als een verrijking voor de samenleving. Zij zien kinderen als medeburgers en geven kinderen evenveel rechten als alle andere leeftijdsgroepen, omdat zij geen onderscheid maken naar leeftijd of andere persoonskenmerken. Ook kinderen zijn unieke individuen met eigen wensen en behoeften waar aan voldaan moet worden. Opvoeden betekent in hun ogen dat je kinderen moet leren initiatief te laten nemen in de wereld. Buitenspelen is daar een belangrijk onderdeel van want zo leer je kinderen zelfstandig en vrij op ontdekkingstocht te gaan. Kinderen moet je niet afsluiten in specifieke ruimten, maar nodig ze vooral uit om deel te nemen aan de samenleving.

Deze twee kindbeelden zijn extra dik aangezet en worden nu als zwart-wit gepresenteerd, maar er zijn natuurlijk vele grijstinten. Veel volwassenen kiezen voor de middenweg: we moeten het kind niet verheerlijken, maar wel respect tonen en ze als zodanig behandelen. Anders gezegd: een kind is niet gelijk, maar wel gelijkwaardig aan een volwassene. Hun ervaringen, wensen en perspectieven zijn daarmee even waardevol. Ze kunnen misschien nog niet denken als een volwassene, maar kunnen wel over volwassen problemen nadenken (De Wilde et al., 2023).

In alle discussies rondom het geluidsniveau van spelende kinderen is vaak de eerste gedachte dat alle 'klagers' bij de eerste groep behoren en dat zij alle kinderen als ‘lastpakken’ zien. Dat blijkt een stuk genuanceerder te liggen, zoals uit de casussen blijkt.

Is een plantsoen ook voor kinderen bedoeld? Zie het artikel 'hoe openbaar is de openbare ruimte?'

De casestudies
Wie de nieuws- en krantenberichten* leest over de verschillende casussen rondom het geluidsniveau van buiten spelende kinderen moet ten eerste vaststellen dat ze ieder uniek zijn in hun soort. De context is steeds verschillend omdat het altijd gaat om een specifieke combinatie van fysieke omgevingskenmerken, het geluidsniveau en de verschillende manieren waarop mensen dit ervaren. 

De probleemanalyse
De belangrijkste overeenkomst binnen al deze casussen is dat buurtgenoten vaak discussies hebben over het ‘recht op rust’ versus ‘het recht op spel en vermaak’. Daarbij hebben beide 'partijen' het gevoel in hun recht te staan. In die discussies spelen een aantal terugkerende thema’s een belangrijke rol: de afstand, de geluidsveroorzaker, het tijdstip, het geluidsniveau en de tolerantiegrens van de toehoorder.

Logischerwijs speelt vooral de afstand van de speelelementen tot aan de woningen een grote rol bij alle discussies. Hoe dichterbij, hoe groter de kans op onvrede. In de casussen ligt de speeltuin soms op redelijke afstand van de woningen en in andere gevallen ligt het letterlijk tegen de gevel aan van een woning. 

Ook is er vaak sprake van onvrede over het moment van spelen. Het gaat dan om kleine kinderen die vanaf acht uur ’s ochtends in de speeltuin aan het spelen zijn (te vroeg), jongeren die ’s avonds met elkaar aan het relaxen zijn (te laat) of kinderen die in hun pauze gebruik maken van het schoolplein en zo de thuiswerkende medemens storen (tijdens werktijd). Wat daarbij natuurlijk ook niet helpt, is dat kinderen juist buitenspelen wanneer het mooi weer is en dat omwonenden juist dan alle ramen en deuren open hebben staan. 

Daarnaast gaat het over verschillende soorten geluiden: de mens of het speeltoestel. In de meeste gevallen gaat het over het geluidsniveau van de spelende kinderen (praten, roepen, gillen) en soms gaat het specifiek over het geluidsniveau van een voetbalkooi of die van (bewegende) speelelementen, zoals een kabelbaan, loopbrug of draaitoestel. Wat daarbij in het nadeel werkt, is dat deze geluiden vrij onvoorspelbaar zijn en onregelmatig voorkomen (in het weekend kan het op ieder moment van de dag plaatsvinden). Terwijl onderzoek juist laat zien dan mensen eerder wennen aan bepaalde geluiden als ze constant of in een bepaalde regelmaat voorkomen (Bell et al., 2001).  

Een ander opvallend punt is de uiteenlopende discussies over de hoogte van het geluidsniveau en hoe mensen dat verschillend ervaren. Je zou kunnen zeggen dat er soms sprake is van ongemak, soms van hinder en soms van overlast. Om met de laatste te beginnen, volgens het woordenboek kan je spreken van overlast als er hinder is op onacceptabel niveau. Daar dit van persoon tot persoon kan verschillen, wordt er vaak gezocht naar een objectieve geluidsnorm die als voorkeurswaarde of grenswaarde kan worden gehanteerd (Atlas Leefomgeving, 2024). Daarbij wordt er vaak verwezen naar de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) die aangeeft dat elk atmosferisch geluid hoger dan 65 decibel (dB) als geluidsoverlast kan worden gedefinieerd. Andere verwijzen naar de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) die 50 decibel (het geluid wat gemiddeld aanwezig is) en 70 decibel (het maximale geluidsniveau) als waarden hanteert (DGMR, 2002; NSG, 2004). Dit gebruik van verschillende definities wordt veroorzaakt doordat er officieel geen norm of toetsingskader is voor deze geluidsvorm (spelende kinderen, speelelementen) en voor dit soort locaties (openbare speelplekken), zoals die er wel is voor bijvoorbeeld weg-, vlieg- en treinverkeer. Niettemin wordt er in sommige casussen wel akoestisch onderzoek uitgevoerd om zo meer inzicht te krijgen in het geluidsniveau. Daaruit blijkt dat er casussen zijn waarbij bovenstaande grenzen structureel worden overschreden, waardoor je in ieder geval daar van geluidsoverlast - conform bovenstaande definitie - kan spreken.

Het ingewikkelde van het meten van geluid is echter altijd vanaf welk punt je meet en of je met gemiddelden werkt of alleen piekgeluiden meet. Het geluidsniveau zal immers - zoals we hierboven zagen - per seizoen, per dag en per uur verschillen. Daarnaast is het lastig om het geluidsniveau te beoordelen, omdat dit afhangt van de situatie (soort geluid, hoe vaak, hoe lang) en van de persoon die het ondervindt, omdat de gevoeligheid, het tolerantieniveau en aanpassingsvermogen van persoon tot persoon verschilt. Je spreekt namelijk van geluidshinder als geluid een negatieve invloed heeft op iemands gedachten, gevoelens of activiteiten (Atlas Leefomgeving, 2024). Dit is dus heel persoonlijk. Er zijn dan ook casussen waarbij buren hetzelfde geluid op een totaal andere manier ervaren en er verschillend mee omgaan.

'Openbare' speelplek voor een selecte groep kinderen...

Wanneer ontstaan de meeste discussies?
De vraag of en wanneer er een bepaalde grens wordt overschreden is dus moeilijk te beantwoorden. Dit verschilt per situatie en per persoon. Wat wel opvalt, is dat er vaak discussies ontstaan op plekken waar in een recent verleden de gebouwde omgeving is aangepast. Casussen waarbij er in de afgelopen jaren speelelementen zijn toegevoegd aan een bestaand stukje openbare ruimte. Versimpeld gebeurt dan het volgende: de gepensioneerde ‘klager’ die hier al zijn hele leven woont, geeft aan dat de plek een andere bestemming heeft gekregen waardoor de openbare ruimte haar rustige karakter heeft verloren, terwijl hij juist om die reden hier was komen wonen. De moeder met het kleine kind van een straatje verderop geeft echter aan dat zij hier vorig jaar juist zijn komen wonen omdat er zo’n leuk speeltuintje is. Twee verschillende waarheden over dezelfde situatie. Naast het historisch perspectief komt uit zo’n voorbeeld ook goed naar voren dat er natuurlijk verschillende belangen spelen: de oudere man die in alle rust in zijn tuin wil zitten (‘recht op rust’) en de moeder die een leuke en veilige speelplek voor haar kind wilt (‘recht op vermaak en spel’).

De aanpassing van de ruimte zorgt dus vaak voor wrevel, omdat er daarmee vergelijkingsmateriaal is tussen de oude en nieuwe situatie. Die toename in geluid kan in realiteit gering zijn, maar in de perceptie vrij groot (conform de wet van Fechner en Weber). Daarnaast speelt ook dat mensen verschillende verwachtingen hebben. Zo zijn er op een aantal plekken in Nederland speelelementen toegevoegd naar aanleiding van burgerinitiatieven, waarbij een groot deel van de omwonenden instemde door middel van een handtekeningenactie. Later blijkt dan dat men de situatie verkeerd had ingeschat, zoals uit dit citaat is af te lezen: “Dit - het geluid - hadden de omwonenden vooraf niet voorzien toen ze instemden”. Wat daarbij ook wel speelt, is dat dergelijke burgerinitiatieven door de ene gemeentelijke afdeling soms sterk worden omarmd, zonder dat er goed genoeg is gekeken naar zowel de fysieke omgeving (kan dat hier?) als de sociale omgeving (wil iedereen dit wel?). 

Ook zijn er gevallen waarbij de speelplek er al jaren is en er weinig tot geen klachten zijn, maar dat dit ineens door andere factoren veranderd. Doordat er bijvoorbeeld appartementen bij worden gebouwd waardoor er een andere akoestiek ontstaat en de afstand tussen speelplek en woningen kleiner is geworden. Doordat er nieuwe mensen zijn komen wonen, die meer en sneller hinder ervaren dan de vorige bewoners. Doordat de speelplek ineens drukker wordt bezocht of omdat er meer luidruchtige kinderen zijn dan in het verleden waardoor er nu wel fricties ontstaan of men in ieder geval de oude situatie prettiger vond.

De oplossingsrichtingen
Daar de situaties en geconstateerde problemen zo verschillen is het ook niet zo raar dat er ook een grote variatie is in gekozen oplossingen. 

Op fysiek vlak zien we dat er vaak geluidswerende maatregelen worden toegepast. Bijvoorbeeld door een geluidswal te plaatsen, door extra beplanting aan te brengen of door aanpassingen van bepaalde speelelementen, zoals rubberen tegels in de wand van een voetbalkooi of een ander hekwerk te plaatsen. Daarnaast worden soms speelelementen verplaatst binnen de speeltuin, zodat ze verder van de woningen komen af te liggen of speelelementen worden naar elders in de wijk verplaatst. En in andere gevallen worden speelelementen voorgoed verwijderd of het speeloppervlak wordt verminderd zodat het minder aantrekkelijk is om te spelen. Uit het eerder aangehaalde onderzoek van Pointer dat ik mocht inzien, blijkt ook dat gemeenten vaak van deze knoppen gebruiken om iets aan de situatie te doen. 

Op sociaal vlak zien we dat er soms ook regels worden opgesteld over hoe en wanneer de speeltuin wel of niet gebruikt mag worden. Dat gaat bijvoorbeeld over openingstijden, het maximaal aantal kinderen, en de tijdsduur die je er mag spelen. En wanneer het – in de woorden van klagers – om “hangjongeren” gaat, wordt ook nog wel eens het jeugdwerk of de handhaving ingezet om de jongeren te verleiden elders hun vertier te zoeken of om te controleren of het geluid binnen de perken blijft.  

Alles in eigen hand: speelelementen in de eigen voortuin. Maar wat vinden de buren hier van?

Oplossing voor wie?
De casussen hebben met elkaar gemeen dat alle betrokkenen hun eigen gelijk willen halen, omdat iedereen vanuit de eigen bril en met de eigen ervaringen en verwachtingen naar de situatie kijkt. Wie vanuit een kinderperspectief kijkt, kan constateren dat de verschillende geluiddempende maatregelen weinig tot geen invloed hebben op de speelwaarde en het speelplezier. Dat geldt echter niet voor het verwijderen van speelelementen. Zeker omdat uit de casussen blijkt dat vaak de meer uitdagende elementen worden verwijderd, zoals de kabelbaan, draaitoestellen en nestschommels. Voor mijn onderzoek naar buitenspelen, spreek ik veel kinderen van negen en tien jaar oud en die willen juist dit soort uitdagende speelelementen zodat ze samen kunnen spelen. 

Ook het verplaatsen van speelelementen (of hele speeltuinen) naar elders in de wijk kan gepaard gaan met nadelen, omdat kinderen mogelijk op die nieuwe plek niet mogen spelen omdat deze te ver van hun huis ligt of doordat men een drukke weg moet oversteken. Dan is dat voor die kinderen een achteruitgang in hun potentiële speelmogelijkheden. 

Gemeenten die met dit soort situaties te maken hebben, zouden er dan ook goed aan doen eerst goed inzicht te krijgen in de specifieke situatie voordat er tot fysieke maatregelen wordt overgegaan. Wat is er daadwerkelijk aan de hand? Gaat het om incidenteel ongemak of om structurele overlast? Dat kan je alleen inzichtelijk krijgen door met alle bewoners te gaan praten. Dus niet alleen met de mensen die het hardst schreeuwen en de weg richting gemeenteraad kennen, maar ook met de stille meerderheid; dus de andere omwonenden en gebruikers. Belangrijk daarbij is dat je de kinderen ook echt een stem geeft. Spelen is immers een mensenrecht, zoals vastgelegd in de UN Convention on the Rights of the Child. Kinderen worden echter nog te vaak vergeten, terwijl hun belang van even grote waarde is als die van een volwassene. Dat doe je logischerwijs niet door een bewonersavond te organiseren in een muf zaaltje, maar door gewoon zelf naar de speeltuin te gaan en daar te observeren en met kinderen in gesprek te gaan over hun belevingen en ervaringen. Al die gesprekken kunnen waarschijnlijk al tot meer inzichten leiden bij zowel de gemeente als alle betrokkenen, zodat een ieder wat meer begrip krijgt voor elkaars belangen en wensen. Dat kan dan hopelijk een eerste stap zijn richting toenadering, acceptatie, solidariteit en gezamenlijke oplossingsrichtingen. 

* Voor dit artikel is gebruik gemaakt van de informatie uit nieuws- en krantenberichten van veertien verschillende casussen in Nederland. De uitkomsten geven daarom geen volledig beeld en mogelijk ook een enigszins gekleurd beeld, afhankelijk van de insteek die de journalist heeft gekozen. De artikelen gaven echter vaak wel inzicht in de discussies, belangen en gekozen maatregelen.

Op donderdag 16 mei 2024 besteedde Pointer een TV-aflevering aan bovenstaand thema waarin de verschillende standpunten naar voren worden gebracht. Pointer is het platform voor onderzoeksjournalistiek van KRO-NCRV op tv, radio en online. TV- en radiomakers, datajournalisten en researchers brengen onthullende, verdiepende verhalen, met maatschappelijke impact. 

Foto's door Gerben Helleman. Deze mogen alleen worden hergebruikt na toestemming van de auteur.


Literatuur

Atlas Leefomgeving (2024). Geluid in je omgeving – Kennis

Bell, P.A., Greene, T.C., Fisher, J.D. & Baum, A. (2001). Environmental psychology. Routledge.

CBS (2024). Statline. https://opendata.cbs.nl/statline 

DGMR (2002). Akoestisch onderzoek Speeltuin Hengelolaan. Den Haag.

Helleman, G. (2018). Playable Cities: Why? Blog Urban Springtime.

Helleman, G. (2021). Hoe openbaar is de openbare ruimte? Blog Stadslente.

Helleman, G. & De Visscher, S. (2022). Op zoek naar nieuwe verbindingen tussen kind en stad. Ruimte & Maatschappij, 13 (4), p. 49-69.

Holloway, S.L. & Valentine, G. (2000). Children’s geographies and the new social studies of childhood. In S. Holloway & G. Valentine (Ed.), Childeren’s Geographies; Playing, Living, Learning (pp. 1-26). Routlegde.

Kenniscentrum InfoMil (2023). Geluid en een goede ruimtelijke ordening

NSG - Nederlandse Stichting Geluidshinder (2004). Geluid is te meten, maar geluidshinder niet

Visscher, S. de (2008). De sociaal-pedagogische betekenis van de woonomgeving [Doctoraatsproefschrift, Universiteit Gent].

Wilde, L. de, Vandenbroeck, M. & Vanobbergen, B. (2023). Een beeld van een kind: inleiding in de pedagogiek. OWL Press. 

Reacties

  1. Dagmar Hoogland16 mei 2024 om 16:29

    Het recht op rust in stedelijk gebied gaat overdag volgens mij sowieso niet op. Je kunt kinderen niet verbieden buiten te spelen. Als we het over het beperken van geluidsoverlast in de stad gaan hebben, dan zijn er andere zaken die meer overlast veroorzaken en prioriteit hebben lijkt me.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. De casussen laten wat mij betreft zien dat de belangen, wensen en verwachtingen met betrekking tot de openbare ruimte erg divers zijn. Iedereen kijkt (of luistert in dit geval) vanuit zijn of haar eigen perspectief en dus heeft iedereen ook zijn eigen prioriteiten. Daarnaast zijn de casussen waar deze discussies spelen zeer divers. Het is daardoor moeilijk om er één etiket op te plakken.

      Verwijderen
  2. Martijn van Eck16 mei 2024 om 17:56

    Volgens mij is de grootste uitdaging: hoe houden we kinderen aan het bewegen en is aantrekkelijke speelruimte in de stad een MUST. De gezondheidspandemie is zo groot dat we afglijden naar een kritiek niveau waardoor we ons druk moeten maken over dit enorme probleem, in plaats van over geluid dat van kinderen afkomt die aan het spelen zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Annemarie Greve16 mei 2024 om 17:57

    Helaas vergrijzing en intolerantie. Kinderen hebben ruimte nodig en hebben de toekomst!

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Een goede voorbereiding, keuzes voor locaties, inrichting, veiligheid en geluidseffecten en overleg met omwonenden doet vaak wonderen

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Het waarnemen van geluid is veel meer dan enkel dB’s en Hz’en.
    Zo veel meer factoren die een rol spelen. Die complexiteit van geluidshinder is een groot maatschappelijk probleem.
    Een multidisciplinaire stapsgewijze benadering is enkel de juiste.
    Met de energietransitie en de vele woonplekken die er gaan komen is een luisterend oor en de gehinderde serieus nemen van groot belang.
    Last van geluid kan zeker opgelost worden als alle partijen die er toe doen bij betrokken zijn.
    Uitleg over hoe ons gehoor werkt is essentieel in deze problematiek.
    De wasmachine die ‘s nachts in eigen huis draait is minder tot last, dan de wasmachine van de buren. En zo zijn er nog verschillende perspectieven die er bij horen toe doen.
    Horen is zo veel meer dan enkel de oren.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Kinderen moeten hun stembanden en andere spieren ontwikkelen ja. Zelf woonde ik boven een ruime onderdoorgang met plein ernaast en had veel overlast van voetballende kinderen en jongeren die de bal tegen de muren schoten soms lek schoten. Ook was het een hangplek en waren hangjongeren tot laat in de avond luidruchtig aanwezig. Evenals het voetballen vanaf de ochtend of middag tot na 11 uur in de avond soms. Terwijl een groot voetbalveld op 200meter staat. Het veren veren v. d.bal op het steen alleen was luid. Men maakte een racistisc gedoe van mijn klagen want iemand met mijn uiterlijk had geen recht van spreken. Ik werd gewoon gedidcrimineerd en gepest met treiterherrie en de woningbouwver.nam het op voir die crimineeltjes en hun ouders andere buren waren bang. Bij jaarwisseling was er ook terreur en werd vuurwerk in woningen of balkons gegooid vanaf het plein. Dit was in 2003 en verder en de plitie had het over kinderen tot ze zelf uiteindelijk werden bestookt en het vuurwerk nog zwaarder werd zoals cobras. Uiteindelijk zorgdendit tuig dat ik in de bak tercht kwam met behulp van een drugscrimineel die boven mij kwam wonen. Zelf de rechter nam het voor ze op ik moedt maar met de stroom mee zwemmen zei hij. En die drugscrimineel die mijn deur aan gort sloeg duizende euros schadevergoeding betalen. Ook bij hem werd een lekkebal naar binnen gegooid enz.
    Mijn zaak had zijdelings te maken met het aftreden van Opstelten en Teeven en anderen. Ben nog steeds ziek van deze mensen. Zie regelmatig bordjes met verboden te voetballen in straten of bij muren maar voor mij was het een ander verhaal. Moest 18 maanden de cel in omdat ik mij moest verdedigen.
    Nadat ik was aangevallen voor mijn woning. Dat alles zo verhard is had ik ze voorspeld. Zo pak je geen problemen aan.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Een belangrijk punt is inderdaad dat de stem van de kinderen niet gehoord wordt of terzijde wordt geschoven als zijnde minder belangrijk dan een volwassene. Als er vervolgens meteen procedures en rechtzaken worden opgestart, verpest je de sfeer bij voorbaat. Planten en bomen zijn tegenwoordig hard nodig in woonwijken en helpen ook nog een tegen geluidsoverlast, maar wat ik vooral mis is de dialoog. Heeft iemand van de klagers überhaupt gesproken met één van de kinderen?

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Fred Vollebergh18 mei 2024 om 17:39

    Het zijn niet alleen de publieke speelplaatsen waar de omgeving op reageert, echter ook de speelruimte bij bso, scholen en andersoort opvang. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt er wel gekeken naar de plek van dit soort ruimten, maar bv een basisschool helemaal buiten een woonwijk te zetten is fysiek niet altijd mogelijk dan wel wenselijk. Het is een serieus maatschappelijk probleem wat niet zo maar op te lossen is. Ducktape verstrekken?

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten