Hoe maak je een levendige, publieke ruimte? Een top 10.


Publieke ruimten zijn er in vele soorten en maten. Pleinen, parken, speeltuinen, winkel- en woonstraten, allen behoren ze tot openbare buitenruimte. Volop te vinden in binnensteden, maar ook daarbuiten. In het groot en in het klein. Ondanks deze diversiteit zijn er wel een aantal factoren die bepalen of een publieke ruimte mensen aantrekt of juist afstoot. In dit artikel een top 10 - op alfabetische volgorde - van zaken die als een checklist kunnen dienen voor het realiseren van een uitnodigende en aantrekkelijke buitenruimte.
Dit artikel is ook te lezen in het Engels op Urban Springtime en in het Frans op UrbaNews (vertaald door Edouard Malsch).

1. Activiteiten
Er zijn verschillende manieren om van een plek een bestemming te maken. Dat begint met de simpele stelregel dat je er wat moet kunnen doen. Dat gaat in eerste instantie om hele basale dingen zoals zitten, picknicken, spelen, wandelen, eendjes voeren, skaten, fietsen, telefoneren, zonnen, rennen, mensen kijken, eten, drinken, lezen, werken, etc.. 
Naast deze ongeorganiseerde, individuele vormen van gebruik komen mensen ook ergens naar toe, omdat er een activiteit is. Omdat er wat te beleven valt. Dat kan door collectieve vormen van gebruik toe te voegen. Die kunnen van structurele aard zijn, zoals winkels, horeca, een speelgoeduitleenplek, jeu-de-boulesbaan, sportveldje en speel- en klimattributen. Maar het kan ook gaan om activiteiten van tijdelijke aard. Denk voor dit soort programmering dan bijvoorbeeld aan een schaatsbaan in de wintermaanden, een wekelijkse markt, een braderie, de kermis, een festival (met bijvoorbeeld foodtrucks) en een concert. Of wat meer out-of-the-box: sportevenementen (voetbal, volleybal, autorace, vliegshow, snowboarden-foto rechts), een openlucht bioscoop, een straatdiner, een tijdelijk strand of tijdelijke waterglijbanen (Bristol, Nijmegen, Rotterdam). 

Dat kan je als professionals organiseren, maar vaak zijn er mensen of ondernemers die zelf al zaken in gang zetten. Bij dit soort initiatieven schieten professionals nog wel eens in de modus van ordening, beheersing en regulering. Voor aantrekkelijke buitenruimte is het echter gewenst dat gemeenten dit soort initiatieven in goede banen leiden (faciliteren) en niet verbieden. Zo kan je barbecueën in parken verbieden omdat het vaak tot rotzooi leidt of je ondersteunt het juist (zie foto's hieronder).














Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor het verlenen van vergunningen aan mobiele verkooppunten (loempia-, oliebollenkraam, ijsfietsen) en het toestemming geven aan terrassen of terrasboten. Wie die afwijst, mist ook veel levendigheid.

Wie als bewoner wat leuks wil met zijn straat of pleintje en niet weet hoe te beginnen, kan bijvoorbeeld aansluiten bij de Nationale straatspeeldag, Burendag, Boomfeestdag of Park(ing)Day. Bij een aantal van deze dagen kan je makkelijk een vergunning krijgen om je straat af te sluiten voor auto's waardoor er meer ruimte is om activiteiten te organiseren, zoals een vlooienmarkt, muziek, dans-, fitness- of yogalessen. En voor de kleintjes: springkussens, krijt-, frisbee- en rolschaatswedstrijden.

2. Architectuur
Bij een publieke ruimte (zeker in de stad) gaat het vaak om een goede interactie tussen gebouw, openbare ruimte en gebruiker. De vormgeving van de omliggende gebouwen kan dan ook een belangrijke rol spelen in hoeverre mensen de publieke ruimte aantrekkelijk vinden.

Die kans wordt vergroot als er bij de gebouwen (en ruimten) rekening is gehouden met de menselijke maat. In smalle, compacte straten kunnen we alles goed aanschouwen. Als de gevels van de gebouwen om de paar meter van kleur, vorm, functie, hoogte en detaillering verspringen, worden onze zintuigen geprikkeld. In aantrekkelijke winkelstraten passeer je in 100 meter circa 15 tot 20 winkels, zodat je om de vijf seconden wordt verrast met iets nieuws. De stelregel is dan ook om de façade van een winkel niet langer dan circa zes meter te laten zijn.


Een heel ander gevoel krijg je als je wandelt langs een lange, eentonige gevel of blinde muren. Die komen onpersoonlijk, formeel en kil over. Uit onderzoek blijkt ook dat mensen hier sneller langs lopen, minder vaak stoppen en minder vaak naar binnen kijken.
Hoewel hoogbouw al snel als eentonig kan worden beschouwd, is dit geen pleidooi tegen hoogbouw. Het gaat niet om de hoogte van het gebouw, maar om de manier waarop de begane grond is vormgegeven. Waarbij het vooral van belang is dat er een zachte overgang is tussen het gebouw (privé) en de straat (openbaar). Dit kan - afhankelijk van het soort publieke ruimte - worden gerealiseerd door middel van:
  • levendige functies (winkels, horeca, woningen in plaats van vuilopslag, parkeergarages, laad- en losplekken)
  • grote doorzichtige (niet weerkaatsende) ramen (zoals etalages)
  • een bankje voor de gevel (of een heel terras)
  • het uitstallen van goederen op de stoep door winkels
  • plantenbakken of een voortuin
Gesloten, passieve wanden met weinig deuren, afgeplakte ramen of verdiepte/verscholen ingangen zorgen voor een averechts effect. Op het Pieter Vreedeplein in Tilburg zie je zowel goede als minder geslaagde voorbeelden van wat architectuur met de openbare ruimte kan doen.

De gebouwen op grote pleinen heb je overigens ook nodig voor het zogenaamde 'edge effect'. Mensen gebruiken de gebouwen namelijk vaak voor bescherming en ondersteuning in de rug en het beschermt vaak tegen regen, wind of zon. Daarnaast staat men graag aan de randen van een plein om het grotere geheel beter te kunnen aanschouwen en om niemand in de weg te staan.

3. Bereikbaarheid
Een publieke ruimte die niet makkelijk is te bereiken, staat al één nul achter. Daarom is het van belang om er voor te zorgen dat voetgangers, fietsers en/of automobilisten er makkelijk kunnen komen. Daarbij spelen uiteraard per typen buitenruimte andere wetmatigheden. Voor speeltuinen is de autobereikbaarheid minder relevant. Hier gaat het vooral om de loopafstand. Zo hebben kinderen tot 6 jaar een actieradius van ongeveer 100 meter. Boven de 12 jaar mag de voorziening al een stuk verder zijn (800-1000 meter). Voor de toevoer naar een horecaplein of een winkelstraat gelden weer andere regels. Hier is het vooral van belang dat er op redelijke loopafstand (tot maximaal 500 meter) een parkeergarage, fietsenstalling en openbaar vervoerhalte is. Hoe meer alternatieven hoe beter. In Venetië - de stad van de menselijke maat - is bijvoorbeeld geen één adres meer dan 300 meter verwijderd van een OV-punt.

Naast de bereikbaarheid van de verschillende vervoersmiddelen, gaat het er ook om dat een publieke ruimte makkelijk vindbaar is. Bijvoorbeeld door er voor te zorgen dat er voldoende routes naar toe gaan. Zie hoe marktpleinen in oude steden altijd van meerdere kanten zijn te benaderen.
Die verschillende routes moet ook goed begaanbaar zijn. Drukke autowegen kunnen voor een isolerende werking zorgen, zodat een extra zebrapad of een brug soms wonderen kan doen. Teveel (slecht afgestemde) en langdurige stoplichten kunnen voetgangers er juist van weerhouden naar een bepaalde plek te gaan omdat de wandeling te lang duurt.

Tenslotte heeft bereikbaarheid ook te maken met toegankelijkheid en begaanbaarheid. Mensen met een rollator, rolstoel of kinderwagen moeten de plek ook makkelijk kunnen bereiken.

4. Comfortabel
Hoewel het subjectief is wanneer je een ruimte als comfortabel kan benoemen, zijn er wel een aantal zaken die dit positief kunnen beïnvloeden. Dit heeft bijvoorbeeld te maken met de zaken die je om je heen ziet (zie nummer 2), met kleurschakeringen (nummer 6), of het schoon, heel en veilig is (zie nummer 8) en of er genoeg zit- en hanggelegenheden zijn (nummer 10).

Hier gaat het er echter om of mensen zich welkom voelen. Zowel op de plek zelf, als de weg er naar toe. Een aantal vragen die daarbij relevant zijn:
  • Word je als voetganger en fietser beschermt tegen onveilige (verkeers)situaties of ligt de focus op de auto?
  • Heeft de straat een aangename, egale ondergrond (ook voor vrouwen met hakken) en is de straat vrij van allerlei obstakels?
  • Is de stoep breed genoeg bij drukte (om het comfortabel te houden: maximaal 13 personen per minuut per meter stoep)?
  • Is het plein niet te groot?
  • Zijn er voldoende plekken om jezelf te beschermen tegen wind, regen of hitte? Zijn er plekjes in de zon?
  • Is er geen geluidsoverlast zodat je ook een gesprek kan voeren (een geluidsniveau van 60 decibel wordt als het maximale niveau ervaren)? Is er straatmeubilair dat gesprekken ondersteunt?
  • Is er geen sprake van teveel uitlaatgassen, stank of smog?
  • Kan je in de nabijheid wat drinken en naar het toilet?
  • Is er gratis WIFI?
Allemaal zaken die het comfortabeler kunnen maken. Zoals deze bijvoorbeeld deels voorhanden zijn in het authentieke Place des Vosges in Parijs.


5. Diversiteit
Eentonige en monofunctionele plekken zijn een stuk minder aantrekkelijk dan plekken waar van alles is te doen en te zien. Een bedrijventerrein is na werktijd vaak uitgestorven, terwijl je in een woonwijk tijdens kantooruren niemand op straat ziet. Functiemenging heeft daarom een positieve invloed op de diversiteit aan gebruikers en de momenten van de dag en de week waarop de publieke ruimte wordt gebruikt.
Die diversiteit is ook te realiseren door voldoende activiteiten aan te bieden (nummer 1), verschillende kleur te gebruiken (nummer 6) en diverse materialen te gebruiken in de gevels en ondergrond. Dat is bijvoorbeeld goed te zien bij speeltuinen. Hoe diverser, hoe interessanter deze wordt voor kinderen om deze te bezoeken. Daarnaast zorgt diversiteit er voor dat een publieke ruimte niet door één bepaalde groep wordt gebruikt (zoals bijvoorbeeld bij een voetbalkooi).


De diversiteit kan ook in kleine dingen zitten. Dat is bijvoorbeeld het uitgangspunt van de driehoeksmethode van stadsonderzoeker William H. Whyte waarin bepaalde elementen (telefooncel, vuilnisbak, een bankje) dicht genoeg bij elkaar worden geplaatst zodat mensen met elkaar in gesprek kunnen gaan. Daar waar zaken worden gecombineerd (speeltuin, eettentje, zitgelegenheid) ontstaan namelijk ontmoetings- en afspreekplekken ('meeting points').

6. Kleur
Het oog wil ook wat. Volledig verharde pleinen komen kil en saai over op mensen. Het toevoegen van voldoende groen (bomen, planten, bloemen, gras) geeft een ruimte al vaak een andere sfeer.

Maar meer variatie in kleur is ook te realiseren door een kwast en wat verf. Dat hoeft niet veel te kosten, maar zorgt wel voor een totaal ander uiterlijk. Denk dan aan gevels, trappen, hekjes, muurschilderingen en streetart (bijvoorbeeld in 3D). Beroemde voorbeelden op grotere schaal zijn de 'Jelly Bean Row' huizen in het Canadese St John’s, de wijk Notting Hill in Londen, de favela's in Rio de Janiero en de flats in Tirana - de hoofdstad van Albanië - die de burgemeester liet beschilderen met felle kleuren.

Met de huidige technieken is kleur in de publieke ruimte ook steeds makkelijker toe te voegen door middel van licht. Vele steden houden zelfs lichtfestivals om hun gevels en kunstwerken in de spotlight te zetten (Eindhoven, Amsterdam, Gent). In Hong Kong is iedere avond een lichtshow.


Bij veel van de in dit artikel genoemde uitgangspunten ligt de oplossing niet in het grootschalig opknappen van pleinen of parken (herinrichten). Het gaat juist vaak om kleine, tijdelijke ingrepen die al tot een enorme verbetering kunnen zorgen (programmering, beheer, managen). Dat wil echter niet zeggen dat een herinrichting soms veel kan doen voor een openbare ruimte. Kleur speelt daarbij vaak een grote rol, zoals onderstaande voorbeeld uit Den Haag op een positieve manier laat zien.

7. Ruimte voor de voetganger
Een publieke ruimte kan eigenlijk alleen floreren als de voetganger het uitgangspunt is van het ontwerp, inrichting en de programmering. Als de auto bijvoorbeeld uit het straatbeeld verdwijnt, zie je in zowel binnensteden als woonstraten een andere dynamiek ontstaan. Er ontstaat dan ruimte voor voortuinen (zachte overgang), terrassen en spelende kinderen. Meer personen gaan de publieke ruimten gebruiken. Er ontstaat levendigheid. Er ontstaat ruimte voor ontmoeting.

Dat betekent niet dat alles autoluw moet worden gemaakt. Het gaat meer om de juiste prioritering. In bijvoorbeeld 'shared spaces' worden wegen ingericht als verblijfsruimte zodat ze niet meteen worden geïnterpreteerd als verkeersruimte. De automobilist voelt zich te gast. Om dit te verwezenlijken zijn richtinggevende kenmerken als verkeersborden, verkeerslichten en stoepranden zoveel als mogelijk afwezig. Er worden eerder verkeersremmende obstakels als fietsklemmen, zitbanken en bloembakken geplaatst. De New Road in het Engelse Brighton is daar een mooi voorbeeld van of de weg achter Amsterdam Centraal.
Is het niet mogelijk om een 'shared space' te maken, dan dienen in ieder geval de verschillende verkeersstromen duidelijk van elkaar gescheiden te worden, zodat de veiligheid van fietser en voetganger is gegarandeerd ten opzichte van auto's.



De voetgangersvriendelijkheid kan ook worden verhoogd door bepaalde straten af te sluiten voor doorgaand verkeer (zoals de Superblocks in Barcelona), het verbreden van stoepen, het versmallen van autobanen, het plaatsen van extra zebrapaden, het verlagen van de maximale snelheid, het plaatsen van meer bomen en het plaatsen van stopborden in plaats van stoplichten voor auto's. Uit onderzoek blijkt namelijk dat deze maatregelen er voor zorgen dat auto's langzamer en voorzichtiger gaan rijden.

8. Schoon, heel en veilig
Dit spreekt eigenlijk voor zich. Losliggende stoeptegels, verwaarloosde parken, slecht onderhouden gevels, niet werkende straatverlichting, kapot straatmeubilair en vervuilde pleinen zijn onaantrekkelijk en zullen mensen er van weerhouden om die publieke ruimte te bezoeken. 
  • Schoon: De mate waarin een ruimte schoon is, kan worden beïnvloed door regelmatig zwerfvuil op te ruimen, graffiti te verwijderen en voldoende prullenbakken te plaatsen (uit onderzoek blijkt overigens dat groene afvalbakken in de openbare ruimte 66% meer afval ophalen dan grijze).
  • Heel: Voor de gebruiksintensiteit is het van belang dat losliggende stoeptegels, kapotte lampen en versleten speeltoestellen snel worden gemaakt. Daarnaast worden publieke ruimten ook een stuk aantrekkelijker als bijvoorbeeld de prullenbakken, fietsstandaards, bankjes, afzetpaaltjes, tegels en straatlantaarns er niet al te goedkoop uit zien.  
  • Veilig: Veiligheid kan worden gecreëerd door de eerder genoemde verkeersveiligheid (denk hierbij ook aan hekwerk rondom speeltuintjes zodat kinderen niet zomaar de straat op kunnen rennen). Het gaat echter ook om sociale veiligheid. Publieke ruimten worden een stuk aangenamer (ook in de avond) als ze overzichtelijk zijn door de aanwezigheid van duidelijke zichtlijnen, er voldoende licht is en als er naast andere mensen ook voldoende 'eyes on the street' zijn. Oftewel geen blinde gevels of duistere laad- en losplekken, maar gebouwen waar voldoende zicht en interactie mee mogelijk is. Dat is te realiseren door bijvoorbeeld het actief bestrijden van winkelleegstand (eventueel via pop-up stores) en door bij nieuwbouw na te denken over de overgang tussen het gebouw en de straat. Bijvoorbeeld door het op de begane grond verplichten van voldoende, doorschijnende ramen, detaillering en levendige functies (zie nummer 2). In reeds bestaande gebouwen gaat het er om dat wordt voorkomen dat er sprake is van afgeplakte ramen (met bijvoorbeeld reclameposters) of volledig gesloten, stalen rolluiken. Die zorgen al snel voor een gevoel van onveiligheid (en een canvas voor graffiti). Sommige gemeenten hebben deze verboden. Daarvoor in de plaats komen semitransparante rolluiken die al een heel ander gevoel geven. Verruimde openingstijden en wonen boven winkels hebben ook een positieve invloed op de veiligheidsgevoelens. 
9. 'Speel'elementen
Naast activiteiten en sportevenementen krijgen publieke ruimten vaak een extra aantrekkingskracht wanneer er 'speel'elementen aanwezig zijn. Attributen die voor interactie zorgen met mensen. Dat gaat verder dan de standaard speelvoorzieningen die we zien in speeltuinen. Ook voor volwassen zijn interactieve elementen te realiseren, bijvoorbeeld aan de hand van grote schommels die muziek maken en enorme wip-wap toestellen.



Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van bijvoorbeeld waterelementen en kunstvoorwerpen. Beide kunnen voor interactie, sfeer, ontspanning en status zorgen en daarnaast fungeren ze vaak als blikvanger. In het Millennium Park in Chicago - met zijn waterelementen (Crown Fountain) en aanstekelijke kunstwerk (The Bean) - werkt dat optimaal.


Daarnaast zijn er de traditionele bordspellen die van binnen naar buiten kunnen worden gebracht, zoals schaken, dammen en scrabble. Of speelblokken. Of muziekinstrumenten zoals piano's.

10. Zit- en hanggelegenheid
Tenslotte werkt een publieke ruimte alleen als er voldoende mogelijkheden zijn om te kunnen zitten en te hangen.
Neem een leeg plein. Zet er één boom neer met een bankje er onder en je hebt ineens een bestemming! Hetzelfde geldt als je een bankje voor een gevel plaatst.
Het gaat daarbij niet alleen om het aantal zitmogelijkheden, maar ook waar en hoe ze precies staan. Sommige mensen willen juist in de zon of uit de zon. De een wil een rustig plekje om te kunnen werken of lezen, terwijl de ander juist uitzicht wil hebben op activiteiten of andere mensen. Uit onderzoek blijkt dat banken met uitzicht op mensen het meest worden gebruikt. Dat geldt zeker voor vaders en moeders die hun kind in de gaten willen houden. Reden waarom verplaatsbare stoelen ideaal zijn voor gebruikers van openbare ruimten omdat dit flexibiliteit geeft.


Ook worden mensen graag beschermd tegen wind, kou en regen. Horecagelegenheden hebben daar warmtebronnen, windschermen, dekens, luifels en grote parasollen voor. Op pleinen kunnen professionals hiervoor heggen, bomen, standbeelden, trappen en verhogingen inzetten.


Alle foto's door (c) Gerben Helleman

Heb je een aanvulling of een favoriete plek die je wil delen? Laat het me weten in onderstaand reactieformulier of via gerbenhelleman{at}gmail{dot}com

Geraadpleegde bronnen en leestips
Jan Gehl (2010) Cities for People. Island Press.

Jan Gehl en Birgitte Svarre (2013) How to study public life. Island Press.

Adam Greenfeld (2017) The Greatest Buildings Ever Sold. The Plaza Perspective.

Marlies de Nijs (2015) High-rise op ooghoogte. Rotterdam/Delft: Erasmus Universiteit/ Technische Universiteit.

John Parker (2001) Safer spaces & places: reducing crime by urban design. Council of Europe.

PPS (2017) Project for Public Space. http://www.pps.org

Jay Walljasper (2007) The Great Neighborhood Book. Gabriola Island: New Society Publishers.   

Reacties

  1. Wat heeft het Damsterplein in Groningen van deze 10 niet?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Schoon - heel - veilig & GEZELLIG voeg ik er altijd aan toe ;-)

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Over de criteria ben ik het in het algemeen eens.

    Dat ik kan zitten, is voor mij een van de belangrijkste criteria. Het gaat om genoeg banken die schoon zijn in combinatie met een beetje groen. Die zijn van belang om je "thuis"/verwelkomd te kunnen voelen.

    Bovendien moet ik zeggen dat ik de autovrije winkelstraten in alle Franse steden saai vind. Geen bank, geen zitplaats, geen functiemenging, een deprimerend consumentenideaal (heel vaak gericht op consumptie), en 's avonds, verlaten straten die berucht zijn en waar ik geen plezier aan beleef om er te lopen.

    Ik geef de voorkeur aan een mix. Ook inclusief autoverkeer (het is niet een verlaten straat, het gebied kan worden beperkt tot 30km/u) en met een mix van eten / winkels / bars / restaurants.

    Bedankt voor dit artikel.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. De openbare ruimte is sterk afhankelijk van de locatie van de plaats, in plaats van het ontwerp.(openbare ruimte in de buurt van wooncomplexen in de buitenwijken, oversized en zeer weinig gebruikt door voetgangers - die zich in hun auto bevinden - en plotseling angst bij het vallen van de avond, of openbare plaatsen op menselijke schaal omdat beperkt door de dichtheid van het centrum, en daarom geprezen door voetgangers?)
    Het architecturale ontwerp van de ruimte en de voorzieningen zijn een plus, maar de plaats en de aangrenzende activiteiten zullen het gebruikpotentieel bepalen.

    Aan de rand van de stad zijn de openbare ruimtes meestal te groot in verhouding tot hun gebruiksmogelijkheden, wat het contact, de sociale band nadelig beïnvloedt, paradoxaal genoeg terwijl dit het doel was dat stedenbouwkundigen zochten.
    Hun gebruikers zijn vaak jonge kinderen, zeldzame occasionele voorbijgangers (die de hond uit laten) en ouderen voor wie de tijdafstanden worden vermenigvuldigd met de leeftijd (bij het lopen met 2 km / u, het oversteken van een eenvoudige weg, maar de tijd hebben)

    We denken nog steeds te groot, allemaal doordrenkt als we zijn door dit tijdperk van de auto en de afwijzing van stedelijke promiscuïteit. Toch is kleinschaligheid voor een voetganger, op straat, mooi en aangenaam.
    (Kijktip: "how to make a city attractive", van The School of Life, op Youtube)

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten