De welzijnssector: over schuivende rollen en posities

Wie gaat de stad vormgeven? Een interessante vraag die in de loop der tijd verschillend wordt beantwoord. Die verschuivende rollen en taken tussen partijen zijn onder andere het gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen en schommelingen in (politieke) ideaalbeelden.
Vaak gaat het dan over de veranderende verhoudingen tussen overheden, marktpartijen, maatschappelijke organisaties en burgers. Binnen de overheid werd er bijvoorbeeld eerst veel van de markt verwacht (privatisering, marktwerking, professionalisering), terwijl er nu steeds meer wordt gekeken naar de zelfredzaamheid, verantwoordelijkheden en vaardigheden van burgers. Mede vanuit bezuinigingsoverwegingen. Terwijl burgers op hun beurt zich steeds meer afvragen wat zij van de overheid en daaraan gelieerde instellingen mogen verwachten. Deze verschuivingen in rollen en taken zie je bijvoorbeeld terug binnen de welzijnssector. Een kort overzicht.

Continue verschuivingen
De welzijnssector staat vooral bekend om zijn buurthuizen en het jongeren-, ouderen- en opbouwwerk. De ontwikkelingen in de laatste decennia binnen deze sector zijn, enigszins gechargeerd en karikaturaal, samengevat door Nico de Boer en Jos van der Lans (2011, 2013): “[De welzijnssector] is in de loop van de twintigste eeuw losgeweekt uit haar natuurlijke biotoop (de al dan niet levensbeschouwelijke verenigingen van burgers) en vervolgens opgezogen in de staat, over de schutting gegooid naar de gemeenten, opgepompt tot grootschalige welzijnssupermarkten en gedeformeerd tot productiebedrijf in opdracht van de gemeente. En dan moet ze nu een facilitair bedrijf voor burgerkracht worden. Ga er maar aan staan!” Dit vergt wat meer achtergrondinformatie, uitleg en nuancering.

Van particulier naar overheid
Net als in de zorg en in de corporatiesector is het welzijnswerk begonnen vanuit particuliere initiatieven. Ideologische stichtingen die zich met behulp van vrijwilligers inzetten voor de maatschappij (bevoogding). Professionals hebben deze taken in de loop der tijd overgenomen van vrijwilligers ten behoeve van de borging van de kwaliteit en het voorkomen van willekeur. De financiering, eerst afkomstig uit levensbeschouwelijke achterbannen, kwam - als onderdeel van de verzorgingsstaat - na de Tweede Wereldoorlog bij het Rijk te liggen en vanaf 1985 bij de gemeente. Aan de ene kant zorgde die verzorgingsstaat voor een uitgebreid netwerk aan voorzieningen waar velen gebruik van konden maken (Spierts, 2014). Aan de andere kant zorgde de overheidsbemoeienis er ook voor dat overheden zich met de inhoud en structuur van het werk gingen bemoeien. Welzijnswerk werd een product, dat efficiënt door de gemeente moest worden ingekocht om de eigen geformuleerde doelstellingen te realiseren. Er ontstond daardoor een opdrachtgever-opdrachtnemer relatie waarbij de welzijnsinstelling een soort winkel of productiebedrijf werd dat in dienst staat van de gemeente (De Boer & Van der Lans, 2011). Zo werd een sector die met beide voeten in de geleefde stad stond steeds meer onderdeel van de geplande stad. Er ontstond een werkwijze waarbij procedures, objectieve indicatiecriteria, beleidsgestuurde contractfinanciering en verantwoordingssystemen in belang toenamen. Deze bureaucratisering zorgde echter ook voor een professionaliseringsslag. Sociaal-culturele professionals gingen meer praktischere doelen stellen en meer methodisch te werk (Spierts, 2014).

Rol van de burger
Ook de verhouding tussen welzijnsorganisaties en burgers is in de loop der tijd veranderd? Kort samengevat zijn er twee verschillende visies over deze relatie.

Sommige onderzoekers zijn van mening dat de actieve burger, door de eerder genoemde een-tweetjes tussen overheid en welzijnsinstellingen, buitenspel kwamen te staan (o.a. De Boer & Van der Lans, 2011). Het eigen vermogen van de burger om bijvoorbeeld een bingoavond, buurtfeest of voetbaltoernooi te organiseren werd niet meer aangesproken. En binnen de traditionele, aanbodgestuurde buurthuizen was er volgens hen weinig ruimte voor ondernemende burgers met eigen ideeën en initiatieven. Maatschappelijke initiatieven van burgers en ondernemers slaan dood door bij een te actieve en omvangrijke geplande stad met een veelvoud aan professionele interventies.

Anderen geven juist aan dat professionals altijd volop ruimte hebben gegeven aan de ideeën en inzet van bewoners (activeringsbenadering). Zij zijn van mening dat een sterk aanwezige overheid en een geïnstitutionaliseerde welzijnssector niet voor minder burgerkracht heeft gezorgd (zie o.a. Zwaard & Specht, 2013; Spierts, 2014). Om dit kracht bij te zetten, wordt vaak gewezen op het grote aandeel vrijwilligers in Nederland in verhouding tot andere Europese landen: circa 49% van de Nederlanders ouder dan 15 jaar heeft zich in 2012/2013 minstens één keer per jaar als vrijwilliger ingezet voor een organisatie of vereniging (gemiddeld besteedt men 4 uur per week aan vrijwilligerswerk). Deze stroming ziet de verzorgingsstaat en burgerkracht niet als communicerende vaten (als de een afneemt, neemt de ander toe). Zij geven juist aan dat de welzijnsmedewerkers vrijwilligers activeren en hen ondersteunen bij hun activiteiten waardoor er juist meer werk wordt verzet door burgers.

Welzijn nieuwe stijl
Waar de meningen minder over verdeeld zijn, is dat de afgelopen jaren vraag en aanbod minder op elkaar aansloten door de interne gerichtheid van welzijnsorganisaties en de ingezette marktwerking en bureaucratisering. Zeker bij de echt kwetsbare huishoudens. Om weer meer aan te sluiten bij de leefwereld zijn welzijnsinstellingen (en andere maatschappelijke instanties) weer meer ongevraagde hulp gaan aanbieden (‘bemoeizorg’). Ze zijn een stuk minder afwachtend geworden ('outreachend') en stellen zich meer dienstbaar op door uit te gaan van de belevingswereld van de burger (‘vraag- en oplossingsgericht’) en - waar mogelijk - van de eigen kracht van de burger (‘empowerment’, participatiesamenleving). Weg van de bureaus en loketten en weer de wijk in. Bij de mensen thuis aan de keukentafel. En daar waar men in het verleden vooral was gericht op problemen, gaat er nu meer aandacht uit naar wat burgers zelf en met elkaar kunnen en willen.
In een boekje over de sociale wijkzorgteams in Den Haag, met de veelzeggende titel ‘Met hulp naar eigen kracht’, wordt dat helder omschreven (gemeente Den Haag, 2016): “We doen – waar mogelijk – een beroep op het eigen vermogen van inwoners om problemen op te lossen of draaglijk te maken. Als dat niet zelf lukt, wordt eerst gekeken naar de steun die iemand kan ontvangen van familie en vrienden. Hierbij kunnen professionals ondersteuning bieden. In situaties waarin het gewoonweg niet lukt, of er sprake is van zware problematiek die méér ondersteuning vraagt, blijft zorg en ondersteuning op maat mogelijk.”
De professionals mogen daarbij meer dan in het verleden buiten de vertrouwde kaders van de instituties treden en krijgen zo meer ruimte om vanuit hun eigen deskundigheid te handelen. Dit alles wordt ook wel samengevat met de term ‘Welzijn nieuwe stijl’ en krijgt vooral zijn weerslag in de sociale wijkteams, die de verkokering binnen de systeemwereld proberen te doorbreken en ruim baan bieden aan oplossingen die mensen zelf bedenken (Hilhorst & Van der Lans, 2014). Ze worden daarmee gezien als het nieuwe scharnierpunt tussen de systeemwereld van de geplande stad en de leefwereld van burgers.

Dit artikel komt voort uit de conceptversie van de publicatie 'Op zoek naar nieuwe verhoudingen; over de veranderende relatie tussen de geplande en geleefde stad' dat ik in 2015/2016 schreef voor de Haagse Hogeschool. In deze publicatie geef ik verschillende voorbeelden waarbij welzijn en burgers elkaar versterken. Daarnaast geef ik tips en aanbevelingen hoe je beide werelden meer met elkaar kan verbinden.

Geraadpleegde bronnen en literatuurtips

Boer, Nico de & Jos van der Lans (2011) Burgerkracht; de toekomst van het sociaal werk in Nederland. Den Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling.

Boer, Nico de & Jos van der Lans (2013) Burgerkracht in de wijk: sociale wijkteams en de lokalisering van de verzorgingsstaat. Den Haag: Platform 31.
 

Gemeente Den Haag (2016) Met hulp naar eigen kracht; een kijkje achter de schermen van de sociale wijkzorgteams in Den Haag. Dienst OCW.
 

Helleman, Gerben (2016) Op zoek naar nieuwe verhoudingen; over de relatie tussen de geplande en geleefde stad. Den Haag: Haagse Hogeschool.

Hilhorst, Pieter & Jos van der Lans (2014) De dubbele revolutie van sociale wijkteams. De Groene Amsterdammer, 11 december 2014.
 

Linde, Maarten van der, Jan Steyaert, Jos van der Lans, Sonja Appelman, Dries Claessens, Suzanne Hautvast & Wim Verzelen (2014) Canon Sociaal Werk Nederland
 

Spierts, Marcel (2014) Stille krachten van de verzorgingsstaat; de precaire professionalisering van de sociaal-culturele beroepen. Universiteit van Amsterdam.
 

Zwaard, Joke van der & Maurice Specht (2013) Betrokken bewoners, betrouwbare overheid. Rotterdam: Kenniswerkplaats Leefbare Wijken.

Reacties