Leefbaarheid: meer dan een badkamer



Een keer in de zoveel tijd verschijnt er een (wetenschappelijk) onderzoeksrapport die bepaalde sociale interventies ter discussie stelt. Dat is goed, want dat houdt iedereen scherp. Aan de andere kant is het wel van belang dat je weet welke onderzoeksmethodiek is gebruikt en hoe de leefbaarheid is gedefinieerd, voordat je overhaaste conclusies trekt.


Twee weken geleden was er in Rotterdam een boekpresentatie van het onderzoek ‘Schoon, heel en werkzaam?’. Een boek dat in die dagen ervoor al de nodige publiciteit had gekregen in de pers met heel wat (ongenuanceerde) citaten en (voorbarige) conclusies (zie o.a. Trouw). Het onderzoek richtte zich op onder andere het stimuleren van bewonerscontacten, buurttoezicht, straatcoaches en sport in de wijk (klik hier voor een samenvatting).

Tussen symboliek en effectiviteit
In dit onderzoek confronteert socioloog Vasco Lub enkele sociale interventies met wetenschappelijke inzichten. Voor elk thema reconstrueerde hij zogenaamde ‘interventietheorieën’: de ideaaltypische aannames over hoe een bepaalde maatregel zou moeten bijdragen aan de buurtleefbaarheid (bijvoorbeeld: meer bewonerscontacten → meer bekendheid en vertrouwen → meer sociale controle op norm overstijgend gedrag → vermindering criminaliteit en overlast). Aan de hand van meer dan 300 (inter)nationale studies is hij de causaliteit van deze relaties (de pijlen) gaan onderzoeken. Op basis hiervan concludeert hij dat het wijkenbeleid in Nederland te vaak symbolisch is: “Sociale leefbaarheidsprojecten zijn doortrokken van als vanzelfsprekend aangenomen assumpties over ‘wat werkt’. De argumentatie achter deze interventies en de causale verbanden die daarbij worden verondersteld, klinken vaak aannemelijk. Maar daarmee zijn ze nog niet per definitie waar. Sterker nog: van het merendeel van de onderzochte beleidsinterventies is het twijfelachtig tot ronduit ongeloofwaardig dat zij hun gestelde doelen bereiken.”

Kanttekeningen
Tijdens de boekpresentatie waren er flink wat kritische geluiden vanuit de zaal, via een panel en door middel van een schitterende column van Joost van Alkemade van Movisie. In mijn bewoording: terecht dat de onderzoeker wijst op de noodzaak om vooraf en achteraf goed na te denken over welke interventies wel en niet werken. Een effectieve wijkaanpak begint immers met de bereidheid om vragen te stellen over de effectiviteit van interventies. Dat wordt simpelweg nog te weinig gedaan. Het is echter moeilijk om op basis van dit onderzoek conclusies te trekken. Dat komt onder andere doordat hij een beperkte definitie van leefbaarheid hanteert: overlast en criminaliteit. Over de wereld van schoon, heel, samenleven, rondkomen en vooruitkomen wordt weinig gezegd. Daarnaast gebruikt hij ook vaak de verkeerde (of te weinig) indicatoren om vast te stellen of iets geslaagd is. Zo wordt het succes van een interventie vaak gekoppeld aan een vermindering van aantal aangiften bij politie. Hij lijkt zich daarbij vooral te willen richten op de vraag of er effecten waarneembaar zijn op de lange termijn en op wijkniveau, terwijl beleidsmakers én bewoners vaak al tevreden zijn met resultaten op korte termijn en op individueel/complexniveau.

Evidence-based medicine
Het onderzoek van Lub past in een trend waarin beleidsmakers steeds meer zoeken naar ‘proven technologies’. Waarbij de praktijk van de professional zoveel mogelijk moet worden gekoppeld aan (wetenschappelijk) onderbouwde inzichten. Dat is terechte opgave, maar de onderzoeker lijkt hier te ver door te schieten met zijn wetenschappelijke benadering. Zoals Van Alkemade mooi aangaf, kiest Lub volledig voor het ‘verstand’, waardoor voor het ‘gevoel’ geen plek meer is. Hij ziet de stad als een machine, terwijl het een complexe, chaotische en dynamische orde is.
Zijn zienswijze is misschien logisch voor een wetenschapper, maar onwerkbaar voor een beleidsmaker/uitvoerder. Die zou veel meer moeten werken als een arts (Deuten & Doevendans, 2012). Een arts baseert zijn handelen op het best beschikbare wetenschappelijke bewijs wat wel en niet werkt (het verstand), maar combineert deze kennis met de achtergrond van een specifieke patiënt (context) en de individuele ervaring van de arts om tot de best mogelijke behandeling te komen (toegepaste kennis).

Vermaak, verbazing, ergernis en spanning
Los van dit onderzoek speelt er nog wat anders. Iedereen weet dat zoiets als ‘leefbaarheid’ moeilijk is beet te pakken. Naast dat het een verschrikkelijke koepelterm is, is de invulling er aan ook nog eens voor ieder individu verschillend (‘in the eye of the beholder’). Daardoor verschilt het ook per persoon waar je nu echt naar wilt streven. Socioloog Abram de Swaan schreef in 1997 niet voor niets dat ‘schoon, heel en veilig’ meer de randvoorwaarden zijn voor een badkamer dan voor een grootstedelijke samenleving. Dit naar aanleiding van een nationaal congres over leefbaarheid waar dit adagium als een politieke toverformule werd gelanceerd. Een leefbare stad, schreef hij, is geen opgepoetste stad, maar een stad met de goede mengverhouding van vermaak, verbazing, ergernis en spanning.
Dit spanningsveld - of zoektocht is misschien een beter woord - is nog steeds actueel. Gemeenten, corporaties, welzijnswerk streven anno 2013 naar ‘vitale’ of ‘krachtige’ steden, maar blijven nog vaak steken in een schoon, heel en veilig benadering. Een benadering die voortkomt uit de wereld van de ruimtelijke ordening. De wereld van de stoeptegels en de hondenpoep. Passend binnen onze maakbaarheidstraditie die weinig onzekerheden en organische, spontane ontwikkelingen toestaat. Een van de lastige kwesties in de wijkaanpak is dan ook om te ontsnappen aan de planningscultuur waarin alles tot in de puntjes wordt gestuurd en beheerst. De stad moet worden geheeld, de stad moet weer schoon, de stad moet veilig. Maar de stad is geen badkamer en de stad wordt nooit helemaal schoon.

Geraadpleegde bronnen
Esther Agricola & Gerben Helleman (2006) Tien jaar stedelijke vernieuwing; in vijftig teksten en projecten. KEI/NAi Uitgevers.
 

Joost van Alkemade (2013) Column ‘Schoon, heel en veilig’(pdf-bestand). Movisie. 

Jochum Deuten & Paul Doevendans (2012) Wat werkt in de wijk (pdf-bestand). Rooilijn; jg. 45, nr 4.
 

Vasco Lub (2013) Wijkenbeleid is te vaak symbolisch. Sociale vraagstukken.


Zie ook
Nanne Boonstra & Niels Hermens (2013) Hoezo niet werkzaam? Sociale vraagstukken.


Bron foto: The Westin Jersey City Newport Hotel

Reacties

  1. Wat nog vrij lastig blijkt te zijn is een gezamenlijk aanpak van de leefbaarheidskwesties op nationaal en lokaal niveau.

    Door de vele instanties die erbij betrokken zijn duurt het soms wel maanden voordat de eerste vooruitgang zijn geboekt. Sowieso begint alles wel te lopen, echter gaat het op deze manier nataurlijk nog wel lang duren!

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten