Inverdan te Zaanstad

Ik was vorige week in Zaanstad. Of beter gezegd, Zaandam. Een van de zeven kernen van Zaanstad. De gemeente die onder andere bekend is van de Zaanse Schans (molens!), de Albert Heijn en Verkade. Het is ook de stad waar je op bijna iedere hoek van de straat wel weer een nieuwe architectuurstijl vindt. Een gevolg van de eeuwenlange incidentenstedenbouw en de behoefte van Zaanstad om wonen en bedrijvigheid te mengen. Er is nu echter een nieuwe attractie: het centrum. Inverdan geheten. De vraag die het geheel oproept, is of we hier te maken hebben met goedkoop geveltoerisme of met een nieuw, bruisend stadshart?


Sociaal supervisor
Nu volgde ik de stedelijke ontwikkeling daar in het verleden al met enige interesse, omdat men aan het begin naast een stedenbouwkundig ook een sociaal supervisor had aangesteld. Een nieuw type professional, bedacht door het Verwey-Jonker Instituut, die een brugfunctie vervult tussen de fysieke en sociale discipline. Een persoon die naast al het fysieke geweld ook aandacht vraagt voor de  sociale kwaliteit - de menselijke kant - van de plannen. Door bijvoorbeeld in het ontwerpproces - aan de hand van sociale beelden - ook voldoende aandacht te vragen voor de gewenste identiteit. Daarnaast bewaakt de supervisor de samenhang (het totaal plaatje) en wijst op mogelijkheden om tijdens het ontwikkelingsproces gunstige sociale effecten te behalen. Voor Inverdan hield dat onder andere in dat er beter/slimmer is nagedacht over de sociale en vooral symbolische functie van het nieuwe stadshart. Een braakliggend terrein werd gebruikt voor een tijdelijke ijsbaan en de leerlingen van een nabijgelegen ROC hebben meegedacht over de plannen, bijvoorbeeld over de sociale veiligheid. Kees Fortuin, de sociaal supervisor aldaar schreef er eind 2006 een mooi essay over. Hij stipte daarbij een belangrijk aandachtspunt aan dat je in meer stedelijke ontwikkelingsprocessen ziet: “In de ontwikkeling van Inverdan is een breuk waarneembaar. In de overgang van theorie naar praktijk, van ambitie naar werkelijkheid zijn we ‘iets’ kwijtgeraakt. Dat ‘iets’ is de interactie met de bevolking, de samenhang met de bestaande stad, de koppeling tussen het grote en het kleine, de lijn van nu naar de toekomst. Onze dromen verdwenen naar de achtergrond en werden klussen. De inspiratie van de stad werd de inspiratie van ontwerpers en uitvoerders.[…] Voorheen spraken we van een hart voor de stad, […], binding, interactie. Nu hebben we het alleen nog maar over een nieuw stadhuis, een nieuw station, […]. De bezieling lijkt er uit.” Naar zijn mening verloor Inverdan de verbinding met de rest van de stad. “Sociale [in tegenstelling tot fysieke] activiteiten hoeven zich niet te beperken tot het plangebied. Je kunt de rest van Zaanstad voortdurend uitnodigen om het centrum ook vanuit de dorpen in bezit te nemen, mentaal en anderszins.”


De stenen
Het stadshart is nu bijna af. De meeste winkels zitten op hun plek en de laatste straatstenen worden aangelegd. Voor wie er een tijdje niet is geweest, zoals ondertekende, kijkt zijn ogen uit. Hier is niet stil gezeten. Als je het station uitloopt, verwelkomt de stad je met een zeer opvallende architectuur. Het stadhuis en Inntel Hotel – die er al weer twee jaar staan - zijn daarbij het meest in het oogspringend (zie foto’s). Het stadhuis bestaat uit acht los van elkaar staande uitvergrote Zaanse ‘huizen’. Architect Sjoerd Soeters liet zich daarbij uitgebreid inspireren door de Zaanse architectuur. Wilfried van Winden van WAM architecten, die het hotel ontwierp deed precies hetzelfde. Zeventig Zaanse geveltjes zijn gestapeld tot één compositie. De geveltjes zijn gebaseerd op vijf beeldtypes die veel in de Zaanstreek voorkomen. En dit alles omgeven door woningen, winkels , waterpartijen, verhoogde voetgangersniveaus en bruggetjes. Het is daarmee, zoals Allard Jolles terecht opmerkt op Archined “een mix geworden tussen het Java-eiland met de kades en de grachtjes, en de ‘koopgoot’ zoals Soeters die eerder in Nijmegen ontwierp”.

Architectonische smaak
Architectonisch is de vergelijking met bijvoorbeeld Le Medi in Rotterdam snel gemaakt. Net als daar zijn de meningen verdeeld. De een noemt het kitscherig, Disneyland of goedkoop geveltoerisme. Anderen waarderen de architectuur juist omdat het zo uitgesproken is en de bezoeker meteen op scherp zet. Architectuur als een slim stukje citymarketing.
Vooral architecten en bouwkundigen zijn kritisch, omdat het volgens hen vlees-noch-vis is. Op het eerste gezicht lijkt het te passen binnen de stroming van hedendaags traditionalisme (refereren aan architectuur uit het verleden), maar aan de andere kant worden er materialen en vormen gebruikt die niets van doen hebben met het verleden. Daarnaast staat de vormgeving aan de buitenkant (esthetiek) niet in relatie met de functionele indeling aan de binnenkant (techniek). Het is met andere woorden in hun ogen niet meer dan een plat gevelvlak. Een illusie.

Lente
Ik ben, net zoals zoveel andere mensen, geen architect en zie dus niet meteen of het wel of niet voldoet aan de eisen van een of andere bouwstroom. Als stadsgeograaf ben ik veel meer geïnteresseerd in hoe mensen met de gebouwde omgeving omgaan en welke stedelijke processen zich eraf spelen. Een snelle observatie leerde mij dat het met die interactie wel goed zit. Of het ook een stadshart is geworden waar alle bewoners uit de zeven kernen zich ‘thuis voelen’ is een tweede. Ik kreeg in ieder geval – mede door de eerste zonnestralen van 2012 - een vrolijk gevoel van het geheel. En dat is ook wat waard.

Bronnen
Bron foto's: Gerben Helleman

Reacties

  1. Het is een treffende opmerking dat het MBO ROC architectonisch mee in het plaatje past van de infrastructuur en de ruimtelijke inrichting. Dit viel mij namelijk ook op en ik wou deze mening bevestigd zien. Ik ga nog even verder genieten van je blog.

    Groetjes,

    Debby

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Hier hebben de bouwingenieurs en uitvoerder puik werk geleverd.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten